Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Diepbedroefde godin

(voor Edith Louisa Sitwell (1887 - 1964))

Je bent geboren op het uitgestrekte landgoed van je ouders, in een majesteitelijk kasteel te Scarborough, waarin je als kind verdwaalde in de lange gangen vol antieke kostbaarheden en statige portretten van nors kijkende voorouders. Het oud-aristocratische woonverblijf heette 'Renishaw Hall' en je had twee jongere broers, Osbert en Sacheverell, met wie je heerlijk kon buitenspelen in de omliggende natuurpracht. Toch was het sprookje maar schijn, want je vader George was sadistisch streng en leed aan een onbehandelde geestesziekte, evenals je moeder Ida, de dochter van een gevoelsarme graaf, die zeer venijnig uit de hoek kon komen. Beiden hebben je als kind zwaar verwaarloosd, zo kwamen ze ooit op het bizarre, gruwelijke idee om je geen eten meer te geven, zowel letterlijk als figuurlijk hebben ze je niet gevoed, wat resulteerde in een sterke vermagering en uitputting. Je had problemen met je wervelkolom, die groeide scheef, dus bedacht je vader een metalen korset, waardoor je gevangen zat en spierkrampen kreeg, ook wilde hij op die manier je vrouwelijkheid onderdrukken en tegenhouden, daar hij aseksueel en vrouwenhater was. Je moeder was masochistisch en in een afgesloten kelder gebeurden de walgelijkste Sade-praktijken. Alleen de meest extreme kicks konden hen vermaken. Ook je lange neus kreeg correctiestangen langszij, zodat je als een geharnaste ridder heen en weer schuifelde. Het wrekende deel in je misdadige verwekkers heeft je als onmondig, kwetsbaar, afhankelijk kind geheel kapotgemaakt. Terwijl ze zelf van goed gebakken biefstukken in heerlijke paddenstoelensaus zaten te smullen met dure wijn in overvloed, lieten ze jou gevoelloos verhongeren. Gelukkig wisten je broers altijd het een en ander achter te houden, anders zou die gedwongen anorexia fataal geworden zijn. Doordat je zo afgelegen woonde, konden je doorgedraaide kwelgeesten hun gang gaan, want de vrienden die langskwamen waren allemaal even gestoorde excentriekelingen, die ook bulkten van het geld en van rarigheid niet meer wisten wat ze ermee moesten. Op je zestiende kreeg je godzijdank een aardige gouvernante, die je liefdevol onderwees, Helen Rootham, op wie je begrijpelijkerwijze direct verliefd werd. Deze engel van vlees en bloed liet je kennismaken met de Franse symbolisten, rebellen zonder pardon, die de gevestigde orde omverwierpen. Op je vijfentwintigste vertrok je met Helen naar een flat in Londen, waar je met haar de liefde bedreef, zo teder vrouwelijk, dat je alles voor haar wilde doen, als ze maar met je bleef vrijen. Je eerste gedichten verschenen in de Daily Mirror en al snel was je dichtbundeldebuut een feit, gevierd met champagne vanuit de ouderlijke wijnkelder en een uitbundige vrijage met de spiernaakte, koortsig geile Helen. Jullie zogen elkanders intieme sappen op alsof jullie nooit borstvoeding hadden gehad, wat in jouw geval inderdaad zo geweest was. Na de ontladingen streelden jullie elkaar tot bij de eerste zonnestralen. Je vormde een dichtersclub met je broers, die ook schreven, en je voerde een 'Façade' op, abstracte gedichten, een grillig decor en muziek van een jonge componist, wat je volgens de verwachtingen veel kritiek opleverde. Je werd als literaire profetes geminacht en bespuugd, maar het waren niet louter provocaties, dat begrepen maar weinigen. Je schreef een boek over de historische excentriekelingen en biografieën over Pope en Swift, aangevuld door je superbe inlevingsvermogen en magische helderziendheid. Je herinnerde je de bloemen en dieren vanuit je kindertijd, hoe die je getroost hebben, en dus dichtte je uit dankbaarheid veelal over de natuurmanifestaties. In 19367 stierf je moeder, maar je ging niet naar haar begrafenis, vanwege je zwarte kinderjaren. Een jaar later stierf Helen aan wervelkolomkanker, waardoor je zodanig versomberde, dat er voor je leven werd gevreesd. In de tweede wereldoorlog was het gedicht 'Still falls the rain' jouw antwoord op de Duitse bommenwerperij op Londen, door Britten van muziek voorzien. Je vader stierf berooid, zijn fortuin erdoorheen gejaagd. Na die oorlog steeg jouw roem plotsklaps naar grote hoogte en kreeg je vele onderscheidingen, ook werd je lid van de Orde van het Britse Rijk. Je kampte met zware alcoholbehoeften, waardoor je wantrouwig werd en dus viel je op Osbert terug, met wie je voordrachten in Amerika verzorgde. Hij zat alsmaar te klagen over zijn homofiele lover, ene David, die maar niet voor hem wilde kiezen, maar het later wel deed. Het deed je denken aan je liefdesaffaire met de Russische kunstschilder Pavel Tchelitchew, die ook homo was, maar het wel vol vuur met jou deed, wat Helen gedoogde, maar ze trok je wel mee naar Parijs om bij haar jongere zus in te trekken. Terug in Engeland was je de zoete inval voor vele beroemde schrijvers; Aldous Huxley, die je soms van drugs voorzag, Dylan Thomas, die stevig met je meedronk, Denton Welch, een ondeugende dichter, die vele nachten bleef 'slapen', Stephen Spender, wiens charme klikte, Virginia Woolf, die toespelingen maakte op haar doodsverlangen, James Joyce, die verguld was met zichzelf, Evelyn Waugh, die je roomse peetvader werd, Eliot, die alsmaar naar je decolleté staarde, Yeats, die je speels in de billen kneep. Pavel stierf en je kreeg het syndroom van Marfan, waardoor je in een rolstoel eindigde, wat je herinneringen aan je jeugdige korset pijnlijk opriep. Je overleefde door de blijde herinneringen aan Helen. Rebels en excentriek rolstoelde je door, opzichtig gekleed in zachte jurken met veel edelstenenringen en een goudkleurige tulband. Je pende bij olielamplicht en met de port binnen handbereik. Je was te oud geworden voor nieuwe passie, passie was teren op herinneringen, die steeds meer wegvaagden, ook door lichte Korsakov en zwengelende dementie. Je had je suf gepiekerd in je verdrietige leven, je teerheid was op vele manieren platgewalst en ondergeschoffeld, maar je wijze ziel had zich trots staande gehouden en nieuwe rijkdom gebracht. Na zoveel literaire vrienden te hebben verloren, was je hersenbloeding niet zo wreed als het leek, nee, het kwam je zelfs goedgelegen, als je er nog wat over kon zeggen, maar het was vooral Helen naar wie je het meeste terugverlangde. Haar grootste troostgave. Haar waarlijk moederlijke ontferming.

Schrijver: Joanan Rutgers, 25 september 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.7 met 3 stemmen 126



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)