Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De gangmaker achter de coulissen

(voor Jacob-Abraham-Camille Pissarro (1830 - 1903))

Je bent geboren op het eiland Saint Thomas, waar je vader een rijk geworden koopman was. Je moeder was een ongelovige Creoolse en de weduwe van een oom van je vader, wat voor de dorpsbewoners aanleiding was om je ouders brutaalweg te veroordelen, maar je vader had een olifantshuid en liet het bovendien van zich afglijden. Je moeder was minder bestand tegen de valse aanvallen, maar jullie rijkdom was ook een machtig schild tegen de lukrake, afgunstige pekbesmeurders. Op je twaalfde ging je naar een jongenskostschool in Passy bij Parijs, waar je je eerste teken- en schilderlessen kreeg. Alle grote kunst begint altijd ergens in het klein. Vijf jaar later zat je weer op Saint Thomas, waar je vader je een baantje in de familiezaak gaf, maar je baalde als een stier en je schilderde liever de boeiende havenactiviteiten. Je Joods-Franse familiewortels zaten boordevol individueel elan en jezelf verloochenen kwam niet in je op. Op je eenentwintigste besloot je full-time kunstschilder te blijven en je ging in de leer bij de Deense Melbye. Je reisde naar Venezuela om daar het ruige landschap te schilderen. Je ging naar Parijs, waar je in de leer ging bij de andere broer Melbye, Anton, wiens assistent je werd. Hij bracht je in contact met Cézanne, Monet en Bazille. Je volgde ook schilderlessen bij twee kunstacademies, maar dat beviel je geen donder, daar het ontleden van mummies je niet zinde, je wenste niet aan die vrijwillige verstikkingsdood mee te werken. Je wilde steeds weer nieuwe vormen hanteren, geen geijkte wegen afleggen, maar onbekende paden betreden om onvoorziene schoonheid te ontdekken. Je keek heel scherp naar het werk van Courbet, Daubigny, Millet en Corot. Je hutselde alle indrukken en je klopte aan bij je naamgenoot Camille Corot, die je adviseerde om in de open lucht te schilderen, in de dorpjes rondom Parijs. Je wenste te schilderen wat je zag, onverbloemd, ook het minder mooie, gewoon de realiteit, wat je fikse ruzies met Corot opleverde, die je voor verblinde vuilnisman uitmaakte, een strontbaggeraar. Gelukkig kreeg je wel bijval van Monet, Cézanne en Guillaumin, die ongeveer dezelfde mening waren toebedeeld. Je was zover om je stijl autonoom en onbeïnvloed te noemen, wat Zola onderschreef. Op je veertigste verdiepte je jezelf in Japanse prentkunst. Het overlijden van Bazille greep je aan, het verwoestte iets in jou, had de zoektocht naar ware schoonheid wel werkelijke zin? Was het niet allemaal zelfbegoocheling? Tijdelijke extase? Je trouwde met de stevige, betrouwbare, zorgzame Julie Vellay, dochter van een gelukkig gulle wijnboer, met wie je zeven kinderen kreeg. Jullie woonden in het rustieke Pontoise. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog woonden jullie in Norwood, Londen, duidelijk minder luxe, maar je ontmoette er Durand-Ruel, die later al je schilderijen grandioos wist te verkopen. Terug in Pontoise waren er 1460 schilderijen vernietigd door de kwaadaardige, stompzinnige soldaten, die ze als vloermatten hadden gebruikt, om hun modderlaarzen mee af te vegen. Je hart stond bijna voorgoed stil. Je huilde bij ieder werk, dat je herkende en dat je bij de grote stapel afval moest gooien. Dát had je moeten schilderen! Je was niet gebleven om ze te verdedigen, dat knaagde nog het meeste aan je diep gekwetste kunstenaarsziel. Al die bloedserieuze moeite, al die botweg vertrapte rijkdom, door beestachtige botteriken, terwijl je de 40 overgebleven schilderijen angstvallig op je slaapkamer neerzette. Julie moest je vaak troosten, want nachtenlang bleef je als een ontroostbaar kind huilen om wat nooit meer terugkeerde. Natuurlijk, de wereld huilde mee, maar dat was een schrille troost. Na pakweg tien jaar verhuisde je naar Louveciennes, waar je genoot van het trage dorpsleven, de verkwikkende rivieren en de mysterieuze bossen. Je wandelde graag in je grote kaplaarzen rond, een lange pijp brandend in je vergulde mond en een ronde hoed op je grijs behaarde hoofd. Je zweerde bij het vrije buitenleven en je genoot van de noeste dorpswerkers. Je richtte een eigen kunstenaarsgroep op, ook al vonden de conservatieven jullie werk maar saai, gewoon, vulgair en rommel van ongeduldige kladwerkers. Je raakte bevriend met de Amerikaanse Mary Cassatt, die ook niet echt door de Franse Salonheren werd geaccepteerd, terwijl ze een voortreffelijk impressionist was, maar vaak gaan andere belangen voor. Ze regelde Amerikaanse exposities en als je niet getrouwd was geweest, dan... Van Gogh klopte op de deur en bleef hangen als kostganger, die rare kwibus dronk je halve voorraad wijn op, flirtte met Julie en nam ondertussen nukkig je nieuwe schildertechnieken over, met nadruk op heldere kleuren en lichtvallen! Waar hij later succes mee oogstte. Nooit een bedankje van die rooie kaaskopmafkees ontvangen. Monet, Renoir en Cézanne kwamen nog vaak langs om lekker bij te praten en te genieten van de stijgende roem, de vergaarde welvaart. Gauguin huppelde nog wat achter Van Gogh aan en vooruit, je gaf de beste man ook voldoende verftechnieken mee, waarna hij als een opgejaagde haas naar Arles verdween. Weer twee geniale gekken blij gemaakt. In je laatste jaren kreeg je last van een ooginfectie, waardoor je niet meer in de openlucht kon schilderen, waardoor je noodgedwongen vanuit hotelkamers ging schilderen, de hoogste verdiepingen, wat een maf gezicht was, behoorlijk decadent ook, maar je was het waard, dat wist je maar al te goed. Zo bezocht je Rouen, Parijs, Le Havre, Dieppe en Londen. Terwijl je je flessen wijn liet brengen, er volop van dronk, huilde je soms zonder te weten waarom, al vermoedde je wel dat het was omdat je uiteindelijk achter glas moest schilderen, terwijl je de vrije natuur ze beminde. 'Verdomde kasplant!', mompelde je vaak, 'verheven boven het ware leven, jaja, denkbeeldige God!'. Toen ze je gestorven lichaam vonden in een Parijse hotelkamer, zagen ze ook de kwast, die je als rare kwast, midden door je laatste kunstwerk had gestoken, alsof je op de valreep je levenswerk wilde doodsteken, de vervulling niet bereikt, alsof die soldaten alsnog over de restanten walsten.

Schrijver: Joanan Rutgers, 25 oktober 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 1 stemmen 46



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
kees niesse
Datum:
31 oktober 2011
Email:
c.h.niessekpnplanet.nl
Prachtige schilderijen heb ik van Pissarro gezien, één van de beste impressionisten, die de kleuren ging opdelen en dat zag je bijvoorbeeld op een zonovergoten pad met blauwe, witte en roze penseelstreken. Graag gelezen.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)