Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Zeebriesjutter

(voor Joaquín Sorolla y Bastida (1863 - 1923))

Je bent geboren in de kustplaats Valencia, als oudste kind van je vader Joaquin, die handelde in etenswaren en huishoudelijke artikelen, terwijl je moeder Concepción Bastida in een viswinkel werkte, waardoor je elke dag vis at, maar je jongere zus Concha kreeg maandenlang uit de lichtbruine borsten van je moeder te drinken, wat je moeder fier in het openbaar toonde. Op je tweede stierven je ouders aan de cholera en waren jij en Concha nauwelijks te troosten door jullie oom en tante, die jullie liefdevol hebben verzorgd en opgevoed. Op de lagere school werd duidelijk dat je een grote aanleg voor tekenen had en na een middagje zwemmen in de Golf van Valencia, vertelde je oom je dat je op tekenles mocht, wat je dolgelukkig maakte en je maakte een vreugdedansje op het warme strandzand. Later kreeg je echte leermeesters, zoals Cayetano Capuz en Salustiano Asenjo, twee vaderfiguren, die het beste uit jou haalden, totdat je rijp genoeg was om naar Madrid te gaan, waar je in het Prado Museum de oude meesters bestudeerde. Als achttienjarige ver van huis, dook je geregeld de dranklokalen in, waar je genoot van de Spaanse danseressen in hun kleurrijke jurken met de klepperende castagnetten en het vurige tapdansen. Je fantaseerde hun kleren weg, waardoor het nog opwindender werd. Tijdens je militaire diensttijd hitsten de soldaten elkander op en na een lange avond doorzakken, was er geen houden meer aan en ben je met een veel oudere dame naar bed gegaan, iemand die daar geld voor wilde, maar dat had je er graag voor over, haar zwart behaarde driehoek bleek namelijk kunstschatten te verbergen, wat je op hoogst genotvolle wijze ontdekte. Na je dienstperiode vertrok je voor vier jaar naar de Spaanse Academie in Rome, een studiebeurs die je van harte gegund werd en waar je uitstekend gebruik van hebt gemaakt. Je reisde zelfs nog even naar Parijs om schilderijen van Lepage en Von Menzel te bewonderen en daarna werkte je samen met de beeldhouwer Emilio Sala, Jose Benlliure en Jose Villegas. Samen met hen zat je achter de Italiaanse vrouwtjes aan, die geraffineerd konden flirten, wat hun oprechtheid vertroebelde, maar bij sommigen ging je all the way, al miste je steeds meer je vriendin Clotilde Garcia del Castillo, die je al kende vanaf je zestiende en die niet louter voor de sex ging. Sterker nog, je had haar nog maar amper mogen zoenen. Op je vijfentwintigste ging je terug naar Valencia en je werkte in het atelier van Clotilde's vader en omdat hij je schilderspassie deelde, was hij direct in zijn nopjes toen je met zijn dochter wilde trouwen, wat gebeurde, mazzelkont, want Clotilde had kort, zwart haar, een slanke taille, ze was zeer elegant en ze straalde veel liefde uit. Twee jaar later werd Maria geboren, weer twee jaar laten Joaquin en op je tweeëndertigste Elena. Je woonde toen al vijf jaar in Madrid, waar je grote doeken schilderde voor internationale exposities, ook in Chicago, waar je 'Marguerite' verkocht, winnaar van een gouden medaille. Je werd directeur van de moderne Spaanse schilderkunstschool en 'De terugkeer van Vissen' werd gekocht door de Franse overheid, waardoor je beurs alsmaar dikker werd, wat je omzette in mooie kleren voor je vrouw en kinderen, plus de nodige sterke drank. Voor een portret van je vriend, de wetenschapper Louis Simarro, kreeg je veel bijval en 'Trieste erfenis' bezorgde je een Prijs van Eer, daar er een monnik van San Juan de Dios opstaat, die een kind met polio helpt om te gaan zwemmen in de zee, waarbij een tweede polio-slachtoffer ook naar de zee strompelt, omringd door gezonde kinderen. Dit schilderij maakte je tot Ridder van het Legioen van Eer, de hoogste Franse eerbetuiging, wat zes jaar later werd opgevolgd door Officier van het Legioen van Eer, vanwege je expositie met vijfhonderd schilderijen; strandscenes, landschappen en portretten, een ongekende prestatie, door engelen van energie voorzien. Je schilderde ossen, die vissersboten het strand optrekken, een jongen met een zelfgemaakt zeilbootje, een jongen en een meisje liggend in de vloedlijn en vrouwen in lange, witte jurken met versierde strohoeden, vol hemelse zuiverheid. Archer Milton Huntington lokte je naar Amerika, waar je vijf maanden ronddoolde, ondertussen rijke mensen portretterend, en vele keren dinerend met je vriend en concurrent John Sargent, die je bijna zijn vrouw aanbood, omdat je als een buitenaards wezen naar haar zat te staren tijdens de cognacnipperij, al waren haar uitpuilende, halve borsten, die door haar ademhaling op en neer veerden, voor menige man ratiostagnerend. In het Witte Huis schilderde je president Taft, die oude whisky met je dronk en schuine moppen vertelde, terwijl hij hitsig aan zijn sigaar lurkte. Je portretteerde Louis Comfort Tiffany, de Art Nouveau-succeskunstenaar van glas-in-lood-ramen en lampen met gekleurd glas, getipt door Taft, die je op zijn werk in de entreehal van het Witte Huis wees. Terug in Madrid schilderde je vrouw en kinderen op een tuinbank, met een prachtige, verblindende lichtval, duidelijk impressionistisch. Weer in Amerika tekende je een contract voor een megawerk, je levenswerk, dat tweehonderdzevenentwintig meter lang werd, geheel in het teken van het Spaanse leven, geschilderd in de open lucht, in vele streken met diverse klederdrachten. Daarnaast bleef je de naakt zwemmende kinderen schilderen, die zich opperbest vermaakten in en bij de zee, die het blijde kind in jou weerspiegelden, de tegenstelling van je schaduwzijde, het vroege verlies van je ouders, die als de eeuwige zee waren. Je schilderde een naakte vrouw met lekkere vetrollen, vermoedelijk Clotilde, en één die op haar bed rust, met de zware borsten naar de zijkanten hangend, eveneens vermoeid. De vrouw eens niet als lustobject, maar inlevend adorerend vanwege haar onderbelichte inspanningen. Zes jaar voor je overlijden was je al uitgeput van je monsteropdracht en drie jaar later kreeg je dan ook een alarmerende beroerte, waardoor je ruim drie jaar verlamd was, alvoren je het lieve leven na zoveel bejubeling moest loslaten.

Schrijver: Joanan Rutgers, 30 december 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 2 stemmen 72



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)