Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het arme ventje was verdronken

Toen Wouter een wandeling maakte en weer bijna thuis was werd hij aangesproken door Sonja, een vriendelijke jonge buurvrouw verderop in de straat. Ze zei:
''Hallo Wouter, weet je het al?
''Wat dan?''
''Achter in de straat is een gezin komen wonen met zes kinderen, asocialen zijn het. Van een buurvrouw heb ik gehoord, dat hun moeder de hele dag loopt te schelden en te vloeken tegen het grut, ze moet ongeveer dertig jaar zijn en loopt er armoedig bij. Het oudste meisje is ongeveer tien jaar, mager met een apensnoetje. De politie was gisteren al aan de deur bij ze, want de oudste jongen zou op de markt wat hebben gestolen. Dat heb ik gehoord van hun buurvrouw en ze was er niet blij mee, want ze maken veel herrie.

Wouter was een en al oor. Ze vertelde verder:
''Hun moeder schijnt niet zo gemakkelijk te zijn, want ze slaat de kinderen bij het minste geringste.''
''Heeft ze een man?'', vroeg hij.
''Ja, die heeft ze het huis uit geramd met een stoelpoot, hij was altijd bezopen volgens de buurvrouw.
''Wat een zooitje hé, Wouter?''
''De buurt gaat achteruit, naast ons woont ook pas een gescheiden jonge vrouw, een aardig wijfie.''
''Ja, die ken ik, Carla heet ze, ze is van haar vent afgegaan, omdat ze lesbisch is geworden'',zei Sonja.
Hij dacht er het zijne van, want van hem hield ze ook.

Hij keek op zijn horloge, en zei:
''Koffietijd Sonja, Mien zal wel zitten te wachten. Het beste Sonja, kom eens een keer langs, een praatje maken. Doei.''
''Zal ik doen Wouter, doe de groeten aan Mien.''
Mien had de koffie al klaar.
''Wat ben je lang weggebleven, ouwe. Ik ben nog bij Carla gaan vragen of je daar was en weet je wat dat kreng zei, helaas niet.''
‘’Ik kwam Sonja tegen, die een heel verhaal vertelde over een nieuw gezin, die hier in de straat is komen wonen. De politie is al twee keer aan de deur geweest. Ze maken veel lawaai, maken voortdurend ruzie en de man is vaak dronken. Vanmorgen vroeg zou hij nog door zijn wijf het huis uitgejaagd zijn met een stoelpoot.''

''Verschrikkelijk, maar bemoei je er maar niet mee, want je wilt vaak de helpende hand bieden bij dat soort lui, maar meestal loopt het verkeerd met jou af, omdat je ongelofelijk stom zit te kletsen, waardoor de lui nog kwader worden.''
''Ik kijk wel uit en ik bemoei mij nergens meer mee, ze zoeken het maar uit.’’
Een paar dagen later hing er een dikke deken van mist over het dorp. Wouter maakte op advies van zijn huisarts weer zijn ochtendwandeling van omstreeks een uur. Toen hij langs een plas even buiten het dorp liep hoorde hij kinderstemmen. Door de mist kon hij ze niet zien , maar ontdekte ze toch even later spelend langs het water. Hij zag meteen, dat het de kinderen waren van het gezin, dat pas in de straat was komen wonen. Het oudste meisje met het apensnoetje had verband op haar hoofd.

''Wat doen jullie hier kinderen, veel te gevaarlijk zo dicht bij het water, het is hier erg diep. Kunnen jullie zwemmen?''
Het apensnoetje keek hem brutaal aan, en zei:
'Loop door, ouwe zak.''
De kleinste, een jongen van misschien drie jaar kwam naar hem toe, en zei:
''We zoeken kikkers, mijnheer.''
Wouter herhaalde zijn vraag of ze konden zwemmen, maar eendrachtig zeiden ze, dat ze dat niet konden.
''Liever heb ik, dat jullie naar huis gaan, want het is hier veel te gevaarlijk als je niet kan zwemmen en het water is erg koud.''
Het apensnoetje stak haar middelvinger omhoog naar hem.

Brutale kinderen waren het en hij vervolgde zijn wandeling. Toen hij ongeveer één kilometer verderop liep hoorde hij de kinderen schreeuwen, maar nu anders. Het leek wel of er iets gebeurd was. Hij vertrouwde het niet en keerde terug en zag hij alleen het brutale apensnoetje en de twee zusjes, het jongentje ontbrak. Wouter kreeg een angstig vermoeden en het deed zijn hart bonzen, en zei:
''Waar is jullie broertje?''
Het apensnoetje reageerde niet en liep weg, maar de andere zusjes huilden tranen met tuiten.
Ze riepen allebei:

''Zij, ze wezen naar het weglopende zusje, heeft broertje in het water geduwd.''
Wouter keek om zich heen, maar geen jongen te bekennen, ook in het rustig kabbelende water was niets te zien. Hij wist, dat het al aan de kant erg diep was en durfde niet het water in te gaan, omdat hij de zwemkunst niet machtig was. Paniek maakte zich van hem meester. Wat moet ik doen?, dacht hij. Hij rende naar de weg en hield een personenauto aan. Gelukkig stopte de bestuurder en hij vertelde hem wat er was gebeurd. De jongeman sprong uit zijn auto, nam zijn mobieltje en draaide het alarmnummer.

Kort daarna hoorden ze al de sirenes van de hulpdiensten, de politie, ambulance en de brandweer. Toen die arriveerden wees Wouter de plek waar de kinderen nog waren. Brandweerlieden gekleed in duikerspakken gingen het water in en ontdekten het lichaam van het jongetje. Het had al te lang in het water gelegen en beademing had geen resultaat meer. Een dokter van de GG en GD constateerde de dood. Wouter vertelde aan de politie, dat de zusjes hem hadden gezegd, dat het oudste zusje haar broertje in het water had geduwd en geen pogingen had gedaan hem te redden. Jantje, zo heette het slachtoffertje, was dood.
De politie ontfermde zich over de zusjes en de oudste werd voor verhoor meegenomen naar het politiebureau. De ouders werden op gepaste wijze in kennis gesteld. De kinderpolitie nam de zaak over.
Wouter was helemaal van streek en kon er nachten niet van slapen. Kon ik maar zwemmen, dacht hij steeds.
Jantje werd een paar dagen later begraven en verdriet heerste alom in de straat.

Schrijver: kees niesse, 3 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: verdriet

3.4 met 5 stemmen 187



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)