Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ze heeft mij er vanaf geholpen

Toen ik ongeveer zes jaar was woonden mijn ouders in Kolhorn in de kop van Noord-Holland. Het was een eenvoudig arbeidershuisje en de huur bedroeg maar een paar gulden per week. Mijn vader was een landarbeider en werkte bij een boer in de buurt. Gijs was mijn broertje en was twee jaar jonger dan ik. De omgeving van het dorp was wonderschoon, prachtige weilanden met het grazende vee. Heerlijk was het langs de goudgele graanvelden te lopen. Er was toen nog weinig verkeer, dus de lucht die je inademde was schoon. De Wieringermeerpolder was toen al in ontwikkeling, want die was in mijn geboortejaar 1931 drooggelegd. Heel vroeger was Kolhorn een gehucht van vissers en wiermaaiers, ongeveer ontstaan in het jaar 1333.

Elke zomer wanneer het mooi weer is, ga ik met mijn vrouw een bezoek brengen aan het dorp, dat nu uitgebreider is. Dan maken we een rondwandeling door het oude gedeelte van het dorp, langs de smalle straatjes, de mooie tuinen en sloten met rietkragen en zwemmende eendjes. Wat ook leuk is, dat de bewoners je nog goedendag zeggen. Natuurlijk eten we in een gezellig restaurant een lunch. Daarna rijden we naar Callantsoog en maken een strandwandeling naast de aanstormende golven van de zee. Terug naar vroeger:
Achter de tuin van ons huisje was een sloot en daar ben ik een keer in gevallen. Zwemmen kon ik toen nog niet en ging kopje onder en kreeg het erg benauwd. Terwijl ik spartelde om boven water te komen zag ik in een flits rietstengels. Ik greep ze vast en kon mijn hoofd boven water houden. Een voorbijganger zag mij in doodsangst verkeren en haalde mij uit het water en heeft mij dus van de dood gered.

Mijn vader verdiende niet veel als landarbeider, maar er werd altijd wat geld opzij gelegd voor de jaarlijkse kermis. Dat was een hele gebeurtenis in het altijd zo rustige dorp. Met z’n vieren gingen we op een dag naar de kermis. Mijn broertje Gijs was net vier en zat nog in zo’n ouderwetse kinderwagen. Toen we bij de kermis kwamen was het er al behoorlijk druk. Ik was zo ongeduldig, dat ik tegen de zin van mijn ouders al vooruit was gelopen en zat dus al gauw midden in de menigte van de dorpelingen en de jongens en meiden uit de omgeving. Ik zag de kop van jut, botsautootjes, glazen doolhof en de zweefmolen en mooie vrouwen in kleurige jurken op paarden. Een draaiorgel speelde kermismelodieën. Mannen en vrouwen hosten en zongen om de orgel heen. Ik vond het machtig interessant als kleine jongen.

Mijn ouders zag ik niet meer. Op een gegeven moment ben ik van het kermisterrein afgelopen en kwam op hoog grasland waar aan het einde ook een dijk was. Het was voor mij bekend terrein. Toch had mijn moeder mij gewaarschuwd niet van het kermisterrein af te gaan, bezorgd als ze was. Plotseling merkte ik iets vreemds op, want ik zag twee witte bollen bij de dijk op en neer gaan tussen het hoge gras. Dit maakte mij nieuwsgierig en liep met mijn kleine beentjes er langzaam naar toe. Wat kon dat zijn en plotseling hoorde ik gegiechel. Ik liep voorzichtig nog een eindje verder en zag tot mijn opperste verbazing een blote kont die op en neer ging. Hoe kan nou een blote kont in het hoge gras op en neer gaan, dacht ik. Dat moet ik aan moeder vertellen, dacht ik in mijn onschuld. Dus rende ik snel terug naar de kermis. Daar zag ik mijn vader kijken naar Gijs, die in een autootje van een draaimolen zat. Hij schaterde van het lachen, zo leuk vond hij het. Moeder keek al om zich heen waar ik was.

Toen zag ze me en meteen kwam ze naar mij toe en pakte mijn oor vast, en zei:
'Ik heb je gezegd dat je bij ons moest blijven, kreng dat je bent.'
Flapuit als ik was vertelde ik haar, dat ik op de dijk een blote kont had gezien en iemand hoorde giechelen. Geschrokken keek ze me kwaad aan aan en schudde mij door elkaar, en zei:
'Dat bestaat niet, dat moet een paddenstoel zijn geweest. Blote konten liggen hier niet op de grond, hoe kom je daar nou bij, vlegel.'
'En dat gegiechel dan, dat hoorde ik duidelijk en ik zag de kont steeds omhoog gaan.'
'Dat bestaat niet jong.'
Mijn vader stond er ook bij en glimlachte naar mij, maar zei niets.

Mijn moeder kwam toen op een vernuftig idee, en zei:
'Dat gegiechel was van de kabouters die onder de paddenstoel zaten. Die waren aan het zingen, dat moet je gehoord hebben, halvegare dat je bent.'
Toch bleef ik aan die kont denken en heb nog steeds op hoge leeftijd angstaanvallen als ik een blote kont zie. Gelukkig heeft een vrouwelijke psychiater mij er van af geholpen.

Schrijver: kees niesse, 22 november 2012


Geplaatst in de categorie: emoties

2.0 met 3 stemmen 177



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)