Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Het bevriende huis

November 2019, Utrecht.

Het sneeuwde vroeg dat jaar, de sneeuw lag in november 2019 als een maagdelijk tapijt over de straten en de stoepen van de bedrijvige stad. De dorstige Alfons liet zijn gedachten de vrije loop. Een huis, een bouwwerk dat mensen tot woning dient, met hoge muren rond een binnenruimte. Een woonplek met het liefst ook een waterdicht dak, eventueel een ruime bijkeuken, een garage en een grote, met groene bomen, omringde tuin.
Alfons Antana mijmerde, hij was behoorlijk bezopen, maar hij mijmerde over de voordelen en de nadelen van een huis. Zelf had Alfons geen huis, omdat hij op jongere leeftijd wegens familieomstandigheden, zijn vader alcoholist, zijn moeder roddeltante, het ouderlijk huis had verlaten, om vrede voor zijn ziel te zoeken in een omgeving waarin hij aan de negatieve aandacht van zijn familie kon ontsnappen.
Alfons kon de kamer, die hij huurde, door zijn verslaving aan het uitgaansleven van de grote provinciestad niet meer betalen. Bier was volop te krijgen. Er was een groot tekort aan studentenkamers, dus hij had niet zomaar een nieuwe, goedkopere kamer kunnen vinden om in te wonen, te slapen en te studeren.
Alfons had een tijdelijke oplossing gevonden, hij kreeg de sleutel van het huis van een vriend, met een slaapbank in de woonkamer.

Hij noemde het huis het bevriende huis.
En het was een fijn huis om te slapen. Er stonden boeken in de boekenkast. De gedichtenbundels van Kees Ouwens, Fernando Pessoa, Gerrit Achterberg, Lucebert, Arnold Roodkop, Jeroen Splinterman en Violette Zandheuvel. Boeken die hij beslist eens moest gaan lezen, voordat hij in slaap viel op de aan hem toevertrouwde slaapbank.
Overdag zwierf hij op straat, of was hij in de bibliotheek om te studeren, ’s avonds was Alfons dikwijls in de kroeg, en in de nacht ging hij naar het bevriende huis om er te slapen, en er af en toe een gedicht te lezen in de boeken die daar stonden.
Het was altijd fijn om met een huis bevriend te zijn. Met het huis waarin hij op de bank lag te slapen was hij bevriend geraakt omdat de hoofdbewoner zijn oude fiets had gemaakt.
Helaas werd die fiets enkele dagen later gejat, en had hij sedertdien geen fiets meer voor handen. En zonder fiets kwam hij niet verder dan de kroeg, die in de buurt was of de bibliotheek die niet ver weg was..
Het bevriende huis, had een langgerekte tuin, met grote struiken, een grote berk, en een klein schuurtje waarin de wasmachine en de wasdroger stonden. Een kleine voorkamer waar in de slaapbank stond was de plek waar Alfons terecht kon, naast de boekenkast was zijn slaapplaats.
In het huis kreeg hij een vreemde droom. Het bevriende huis zorgde altijd voor nogal vreemde dromen, pas later begreep hij waarom. Ook die nacht, terwijl hij zijn roes uit sliep, droomde Alfons een bijzondere droom.


In zijn vreemde droom loopt Alfons door de witte zalen van een psychiatrische inrichting. Hij staart door de grote ramen naar het uitzicht op de saaie binnentuin, waar een groepje patiënten zit te roken.
Naast het raam hangt op een prikbord, een gedicht van de dichteres Neeltje Maria Min. Ook is er een prikboord met tekeningen van de cliënten, apart gekleurde zelfportretten met vreemde gezichtsuitdrukkingen. Authentieke volkskunst met een grimmig karakter. Eigenzinnige karakters op papier. Niets is wat het lijkt, en het kijkt Alfons halsstarrig in de ogen. Het kijkt Alfons strak in de ogen.
Het lukt Alfons niet om er lang naar te kijken. Hij loopt naar het gedeelte met de kleine raampjes. Alfons doet een klein raam een beetje open, blaast wat rook in de buitenlucht, zijn laatste sigaret. Hij gaat nu echt stoppen met roken.
Alfons denkt, er zal nooit iets van terechtkomen. Het wordt helemaal niets hier.
Hij ziet de andere cliënten van de inrichting, hij voelt zich eenzamer dan ooit, kijkt lethargisch uit het raampje. Alfons wil door het raam naar buiten klimmen, maar de andere cliënten komen angstaanjagend dichtbij. Het lijken wel zombies onder het magische licht. Hij rommelt nog eens stevig aan het raampje, het lukt niet, nog eens, eindelijk krijgt hij het helemaal open. Met moeite klimt hij door de opening met de bedoeling naar beneden te springen, om aan de zombies te ontsnappen, en juist wanneer hij dat doet is de droom voorbij en zijn de zombies verdwenen. Hij valt niet in de diepte, hij is vrij. Hij is nooit gevallen, is voor altijd vrij, vrij als een vogel. Een vrije vogel die zijn zielsvlucht maakt.

Hij lag te woelen op de bank, toen Alfons wakker werd herinnerde hij zich slechts flarden van de vreemde droom. De droom was zo intens geweest dat het leek alsof de vleugels van zijn zielsvlucht naast de bank lagen.
Gelukkig was hij bevriend met het huis van een vriend, en de psychiatrische inrichting slechts een droom, die zoveel mogelijk kon worden vergeten.
Zijn toekomst wankelde, hij had zich al een aantal keren wat vreemd gedragen. Gelukkig was hij altijd welkom in het bevriende huis. Er waren daar, in dat bevriende huis, mensen die hem niet probeerden te chanteren, maar zijn geaardheid, humaan accepteerden. Mensen die wisten van zijn moeilijke jeugd. Hij was altijd welkom in het bevriende huis, om er te slapen, op de bank. Hij was er altijd welkom om er een gedicht te lezen, voordat hij in slaap viel. Een gedicht van Kees, of een gedicht van Neeltje, Fernando, Gerrit of Jeroen.

Schrijver: mobar
Inzender: Henk van Dijk, 10 februari 2013


Geplaatst in de categorie: vriendschap

3.8 met 6 stemmen 258



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)