Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Verraden

In het vierde oorlogsjaar werd ik dertien en zat ik in de vijfde klas van de lagere school. In de hoek van het leslokaal stond een hoge potkachel, waarin in het koude jaargetijde cokes werd gestookt. In 1943 werden de rantsoenen steeds minder, want je kreeg van alles minder en fruit, zoals sinaasappelen en bananen en andere exotische producten werden vanwege de Duitse bezetting niet meer ingevoerd.

Ik heb eens gelezen, dat kinderen in arme buurten voor de oorlog op school een flesje melk kregen in de ochtenduren en op een gegeven moment heeft de bezetter dat ook weer ingevoerd op de andere scholen, althans ik kan mij herinneren, dat elke schooldag een auto voor onze school stopte en sterke jongens mee moesten helpen de dozen met de flesjes melk naar binnen te brengen.
Dat was natuurlijk prima voor de gezondheid van de kinderen, maar ik lustte geen melk en nu nog niet, alleen yoghurt en karnemelk lust ik wel, maar de meester hield streng toezicht, dat iedereen zijn melk opdronk. Ik gaf het altijd stiekem weg aan een vriendje, maar dat had de meester een keer gezien en dus was ik de klos. Hij kwam met grote stappen naar me toe, pakte het flesje melk van mijn vriendje af en zette het rietje aan mijn mond en ik moest de melk opzuigen. Bij de eerste slok moest ik al kokhalzen en zei ik tegen de meester:
''Ik lust het niet meester'', en ik weigerde verder te drinken ondanks zijn aandringen.

Deze meester had ook de gewoonte plotseling een leerling bij hem te roepen en dan opdracht gaf uit het blote hoofd een paar minuten iets tegen de klas te vertellen, het gaf niet wat. Elk onderwerp was goed, als je maar netjes bleef en dat was in die tijd meestal wel het geval, want de opvoeding van de kinderen was veel strenger dan tegenwoordig. De meeste kinderen hadden dus al een onderwerp in hun gedachten en daarop geoefend, maar dat had de meester al door en wat flikte hij dus, hij zei gewoon tegen je als je voor de klas stond, vertel maar iets over je opa of over de speeltuin, maar praten moest je.
Ik had ook al een onderwerp bedacht over het weer, maar toen hij mij een keer riep en dat was al een hele tijd niet gebeurd, omdat ik achterin de klas zat en mij zoveel mogelijk gebukt hield om maar niet op te vallen, riep hij mij naar voren. Ik kreeg bijna een diarree-aanval, zo schrok ik en met lood in mijn voeten liep ik naar de meester, die zei:

''Zo Kees, nou ben jij het haasje, vertel maar over je vader.''
Ik had geluk bij een ongeluk, want mijn vader was een paar dagen geleden door de politie opgepakt en ik vertelde dus het verhaal van zijn arrestatie, maar ik moet hier wel vermelden, dat ik toen nog niet wist, wat hij gedaan had. Ik vertelde dus aan de meester en de leerlingen met haperen en stotteren van de zenuwen, dat een paar dagen geleden 's avonds werd gebeld. Mijn vader was thuis en rende naar de veranda en klom naar de veranda van de buren om zich daar schuil te houden. Mij moeder deed de deur open en daar stonden twee mannen in leren jassen en zwarte hoeden op. Ze legitimeerden zich als politie. Ik zat met mijn broertje Gijs aan de tafel te spelen met het spel, Mens erger je niet. De heren moesten mijn vader hebben, maar moeder zei, dat hij avonddienst had in de haven.

''Dat lieg je'', zei een politieman met een harde stem. Wij schrokken geweldig. Zij wisten al dat hij havenarbeider was en hadden al geïnformeerd op de plek waar hij werkte en daar werd hen medegedeeld, dat mijn vader vrij was.
De methode van de politie was in de bezettingstijd ruwer als tegenwoordig en ze gingen eerst het hele huis doorzoeken en toen dat niets opleverde zeiden ze, dat mijn moeder mee moest naar het bureau. Ze moest haar jas aantrekken. Ze begon natuurlijk hard te gillen en mijn broertje en ik ook. Dat hoorde mijn vader en die was natuurlijk erg geschrokken en klom terug naar ons huis en meldde zich bij de agenten. De truck van hun was gelukt, want ze stonden gewoon te lachen.

Mijn vader werd gefouilleerd en moest zijn jas aantrekken. Hij moest mee naar het politiebureau. Dat ging niet zo gemakkelijk, want mijn moeder was een klein vrouwtje, maar voor niemand bang. Ze begon hevig te schelden en te schreeuwen, dat haar man onschuldig was en probeerde de arrestatie te verhinderen. Nu hadden ze weer een truc door tegen mijn moeder te zeggen, dat hij alleen even mee moest om gehoord te worden en dat hij daarna weer naar huis mocht. Dat was dus niet waar, want hij werd ingesloten en kwam niet meer naar huis.

Om niet een verkeerde indruk te krijgen van mijn vader vertelde de meester, want hij wist dat al, dat hij verraden was, hij zat namelijk bij een verzetsbeweging en was bij een overval op een distributiekantoor om bonkaarten te bemachtigen voor de ondergedoken joden, op heterdaad betrapt en geraakt aan zijn been door een schampschot van de politie. De verwonding viel dus erg mee. Hij wist aanvankelijk te ontkomen en is naar huis gegaan, maar verraders hebben de politie verteld waar hij woonde.

Dezelfde onderwijzer bleek ook in het verzet te zitten, zoals ons later is gebleken. Op een gegeven moment gaf hij geen les meer en die meester heeft ons in de Hongerwinter nog geholpen aan een beetje voedsel, want mijn vader zat toen al in een concentratiekamp bij Berlijn. Onze school was toen al gesloten en werd er dus geen les meer gegeven. Toen de Duitsers weg waren in 1945 moest ik de zesde klas overdoen. Gelukkig heeft vader het concentratiekamp overleefd en is door het Russische leger bevrijd en kwam hij in juli 1945 weer thuis.

Schrijver: kees niesse, 18 oktober 2013


Geplaatst in de categorie: oorlog

5.0 met 1 stemmen 99



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)