Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

VRUCHTENDAAD

Een lichtblauw riviertje stroomde tussen twee hoge, bosrijke heuvelruggen door.
In dit mooie heuveldal met weiden vol bloemen en mals gras woonde een tevreden en vrolijk kaboutervolk. Die kleine mannetjes en vrouwtjes bebouwden vol blije werklust hun akkers. De dwergkoeien, die ze hielden, waren niet veel groter dan katten. De dieren graasden met smaak, werden uitstekend verzorgd.
Ja, dat dorpje tussen weiden en bossen gelegen, was uiterst gezellig. De kabouters kenden de wereld van de gewone mensen niet. In de verte maakte het riviertje een bocht, en verdween achter de heuvels. De kabouters zagen dat als een vriendelijke waarschuwing om niet verder te willen gaan dan die bocht.
"Wie weet wat voor onheil ons dan kan overkomen," was hun gedachte.
Boven de heuvels hing altijd een ijle nevel, die de toppen half onzichtbaar maakte: net een dun en wit, fijngeweven kleed. Al gingen de kabouters dikwijls de heuvels op, ze kwamen nooit door die nevel heen. Deze scheen hen zachtzinnig tegen te houden: "Wees tevreden met jullie woondal."
Op zekere dag zagen drie kabouterkinderen dat die nevel daarboven een beetje sidderde. Betekende het iets? De kinderen klommen de heuvel op, liepen door het bos heen. De kabouterjongens Pim en Piet, en het kaboutermeisje Pieta stonden vlak voor het trillende wit. Onderweg had Pieta dennenappels opgeraapt om die later te gaan verven en er halskettingen en armbanden van te maken.
Vol vragende gedachten stond het drietal voor de nevel. Moesten ze hier blijven staan? Toch maar eens wagen om door dat geheimzinnige wit heen te gaan? Besluiteloos afwachten... Tenslotte gooide Pieta haast onwillekeurig haar dennenappels in die wazig melkkleurige lucht... Wonderlijk, ze kwamen terug en vielen vlak voor de voeten van de kinderen. Maar nu hadden al die dennenappels een felrode kleur! Bewaarde die trillende nevel soms gevaarlijke toverij? Angstig renden ze alle drie naar het dorp terug.
"Jullie moeten eens mee naar boven komen!" schreeuwden Pim en Piet tegen iedereen die buiten liep.
"Ja, er is iets heel vreemds te zien op de heuvel!" riep Pieta tegen haar vriendinnetje. "Straks zullen we vast heel wat rare dingen beleven."
Pim, Piet en Pieta liepen met heel wat moedige kaboutermannen en -vrouwen naar de nevel toe.
"Hoe kan dat nu?!" kwam het heel verbaasd uit Pieta's mond. "Waar mijn dennenappels daarnet neervielen, groeien nu allemaal kleine struiken! En kijk eens!"
Alle kabouters keken naar de bladeren en stengels, waar grote, rode bessen aan hingen. Die waren wel zo groot als pruimen. De kokkin van het kaboutereethuis haalde uit haar handtas een stenen potje tevoorschijn. Gauw perste ze een paar van die bessen fijn. Met die moes vulde ze dat potje. Al wie om haar heen stonden, keken doodsbenauwd toe.
"Mevrouw de kokkin, u speelt misschien wel met heel giftig spul!" brulde Pim . "Houdt u ermee op!"
"Daarvoor ben ik te nieuwsgierig," antwoordde zij.
Bang voor dreigend gevaar verliet iedereen de nevel, ging gauw weer naar het dal toe. Maar wat gebeurde daar? De bessenmoes van de kokkin begon over de rand van de pot heen te stromen. Van schrik wierp het vrouwtje haar pot aan stukken op de grond. Onmiddellijk kwamen er vier peuters op af. Want die moes verspreidde een sterke, maar heerlijke geur! De hummeltjes staken hun handjes in het weke rood en likten eraan. Die kleine kinderen schenen daar wild van te worden! Luid zingend sprongen ze op en neer. Al dansend gingen ze naar huis, lieten zich op hun bed vallen en sliepen meteen in.
De vaders en moeders probeerden hun zoontjes en dochtertjes wakker te maken. Wat ze ook deden, het lukte niet! Kopjes koud water werden over hun gezicht leeggegoten. Trekken aan hun schouders... Zzzt, pff, zzt, pff, ging het maar.
Heel het dorp van de kabouters was vol griezelige verwachtingen. Moesten die kinderen altijd maar blijven slapen? Waren ze behekst door die vreemde bessenmoes?
In elk huis heersten die nacht angstige gedachten en boze dromen... Waar moest dat heen gaan? Door al die zorgen bleven de meeste kabouters wakker. Moegepeinsd sliepen ze pas tegen de ochtend in.
Maar wie beslist niet sliepen, dat waren onze vier peuters. Monter, vol levensdrift, stonden die kleintjes op. Hun piepjonge handjes wapperden me toch even! Ze maakten het ontbijt klaar, veegden vloeren schoon.
"Nu zien we dat die nieuwe bessenmoes heilzaam werkt," ging het door alle kabouters heen. "Laten wij er ook van eten."
Nu, er was genoeg voor het hele dorp. Heel het bos op de heuvelhelling was vol met die bessenstruiken. Iedereen at ervan. Met des te meer opgewektheid en kracht deden de kabouters hun dagelijks werk. Dat bestond uit koetjes melken, graan zaaien en koren oogsten. Naast het smeed- en timmerwerk was bessenmoes maken het belangrijkste.

De rode moes glom als robijn vol zonnestralen. Hierin zag de oudste kabouter een teken: "Wij hebben zoveel van die moes. Wij kunnen er ook iets van afstaan aan de grote-mensen-wereld."
Spoedig dreven er houten dozen vol moes op het riviertje, om voor altijd te verdwijnen. Waarheen?
Dat hebben de kabouters nooit gezien. Maar de hemels blauwe glans van het water en het opbeurende blinken van de nevel lieten het aanvoelen. In de wereld van de mensen genoot men van die rode moes. De kabouters kwamen echter nooit hun dal uit. Ze waren er tevreden mee dat hun gave door wie dan ook goed ontvangen was.

Schrijver: Han Messie, 6 september 2014


Geplaatst in de categorie: landschap

3.5 met 2 stemmen 211



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)