Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ondergedoken na oproep in Duitsland te gaan werken

De lucht was helder in de koude februari nacht van de vorige eeuw. De straten waarop nog sneeuw lag werden volop verlicht door de volle maan. Een koude oostenwind blies je om de oren. Ik was toen twaalf jaar en ik stond effen buiten te praten met een buurjongen. Eigenlijk mochten we niet buiten zijn, want het was spertijd en mocht je alleen op de openbare weg zijn met een speciale vergunning van de Duitse bezetter. Ook de huizen moesten verduisterd zijn, daarom waren onze ramen met zwart papier bedekt. Trouwens veel licht hadden we niet in de huiskamer, alleen een klein lampje brandde onder zo'n ouderwetse lampenkap boven de tafel midden in de kamer.

Vader was een tijdje geleden opgeroepen om te gaan werken in Duitsland. Ze hadden daar arbeidskrachten nodig, omdat veel mannen in militaire dienst waren, zowel in de bezette landen en aan het front in Rusland en Afrika. Hij had daar geen zin in en was ondergedoken bij kameraden van een verzetsgroep. Toen maakte hij een grote fout, want op de avond dat ik buiten stond kwam hij thuis om bij ons te zijn. Maar de politie stond ons huis te observeren en hadden tot hun vreugde vader thuis zien komen. Vermoedelijk hebben ze bij NSB-er, die aan de overkant woonde, ons huis zitten te beloeren.

Vader en moeder zaten naast de allesbrander. Met hout, takken van bomen, turf en alles wat brandbaar was, werd de huiskamer een beetje verwarmd, terwijl het in de hoek van de kamer behoorlijk koud was. Ik zat met broertje Gijs aan de grote tafel het damspel te spelen. Moeder had in de keuken thee gezet, geen echte thee, maar van surrogaat tabletten. Alles was op de bon, ook het brood bij de bakker. Altijd moest ik in de rij staan in de kou buiten. Gelukkig droeg ik houten klompen, waarin ik krantenpapier had gestopt en daardoor bleven je voeten tamelijk warm. Kolen waren ook op de bon, maar bijna niet te krijgen. Omdat vader bij het verzet zat en drukwerk verspreidde, kreeg hij soms extra voedsel, zoals aardappelen, boter en meel, maar dat zou gauw niet meer het geval zijn.

Het moet ongeveer negen uur in de avond zijn geweest en we naar bed moesten hoorden wij de huisbel klingelen. Ik keek door een kier naar buiten en zag twee grote mannen staan gekleed in lange leren jassen, allebei droegen een zwarte hoed. Papa schrok zich een ongeluk, stond op uit zijn stoel en trok een dikke winterjas over zijn kleding en klom op de veranda naar de veranda van de buren en verschool zich. De bel ging weer en ik moest van moeder de deur open doen. Dat deed je op het halletje aan een houten handel te trekken en dan ging via een touw de buitendeur open. Zo modern als heden ging het toen nog niet in 1943.

De mannen kwamen de trap op, wij woonden in Amsterdam- Zuid in een flat op de eerste etage, en ze legitimeerden zich als politie. Moeder liet ze binnen en meteen vroegen ze naar vader, Arie Niesse. Vader was van beroep tramconducteur, maar was daar niet meer op zijn werk verschenen na de oproep om in Duitsland te gaan werken. Moeder zei tegen de politiemannen, dat hij op zijn werk was in de haven.
''Dat lieg je, want we hebben hem hier binnen zien komen, vroeg in de avond' 'zei één van de politiemannen.
Moeder, die toch al niet gezond was, begon te huilen en beantwoordde de vragen van de politie niet meer. Ze ging in een stoel zitten en de mannen lieten haar verder met rust.

Toen vroegen ze aan mij, waar vader was. Ik was ook ontzettend bang en zenuwachtig, en zei, dat vader in Duitsland werkte. De oudste politie man had steeds het woord en een jongere begon in alle kasten te kijken en onder het bedden van de slaapkamers.
Toen begon de oudste politieman keihard te vloeken en zei:
''Dat lieg je godverdomme, we hebben hem binnen zien komen en jij stond buiten met een jongen te praten. Hoe oud ben je?''
''Twaalf, mijnheer.''
''Mooi, dan ga jij mee naar het bureau en sluiten we je op.''

Moeder begon toen te gillen en dat moet vader gehoord hebben. Hij kon het zeker niet meer aanhoren en kwam tevoorschijn. Er verscheen een brede glimlach op de gezichten van de politiemannen. Vader werd gefouilleerd en geboeid meegenomen. Moeder begon nog harder te schreeuwen en sloeg op de politiemannen in, maar die duwden haar gewoon tegen de grond. Moeder was klein, maar voor niemand bang. Met haar grote mond bereikte ze veel. Ze liep schreeuwend achter de mannen en vader aan, maar vader zat al gauw in hun auto en ze reden weg. Niemand van de buren durfden zich op straat te vertonen, iedereen was bang.

De volgende dag is moeder met mij naar het politiebureau gegaan om te informeren naar vader. Een dikke brigadier had veel medelijden met ons, maar hij vertelde, dat vader was overgeleverd aan de Duitse Polizei. Hij gaf ons het adres om daar te gaan informeren. Achteraf heb ik gehoord, dat de Amsterdamse politie was verdeeld in twee kampen, de ene groep hielp de bezetter en de andere hielp de joden door ze te waarschuwen, dat de Duitsers een razzia gingen houden. De dienders moesten opletten voor hun eigen collega's. Na de oorlog zijn ook veel politiemannen ontslagen, die gewerkt hadden voor de bezetter.
De volgende dag ben ik met moeder naar het bureau van de Duitse Polizei gegaan, maar daar komt een vervolg op.

Schrijver: kees niesse, 20 mei 2015


Geplaatst in de categorie: oorlog

4.7 met 3 stemmen 78



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)