Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De invasie

De invasie
(uit mijn verhalenbundel 'Prettig gestoorde ontmoetingen')


Eigenlijk hadden we iets anders verwacht. Groene mannetjes met antennes op hun hoofd. Insecten met penissen. Humanoïde robots. Maar zoiets? Mevrouw Kweekpeer verwoordde het op de radio heel treffend. Ze zei:
'Op zoiets waren we niet voorbereid.'
Eigenlijk overdreef ze wat. Natuurlijk had ieder van ons al eens over UFO's gehoord. Het waren vliegende schotels of sigaarvormige dingen die regelmatig door zonderlingen werden waargenomen. Maar in ons dorp zag niemand ze vliegen, en werden er dus geen gezien. Wij zijn een nuchter volkje (behalve de pastoor die wat kinds wordt). U kan zich dus voorstellen wat een schok die UFO's voor ons waren. Mevrouw Kweekpeer zei het treffend in haar interview. Ze zei:
'Ik ben er kapot van.'
Zelf slaap ik sinds die dag erg onrustig. Om het uur schiet ik wakker. Ga aan het raam staan. Kijk in de duisternis. Niks te zien natuurlijk, maar het brengt me wat tot rust. Zo zijn er velen in mijn geval. De slager, die anders slaapt als een os, ligt heel de nacht wakker naar het plafond te staren. Zelfs achter zijn toonbank geeft hij nu een wakkere indruk. Alleen: hij verkoopt niets meer. Ik denk dat de mensen een beetje schrik van hem hebben: de hele dag staat hij als een automaat joekels van messen te slijpen. En als je hem aanspreekt, komt er schuim uit zijn mond. Eigenlijk ben ik nog een van de gelukkigen. Ik kan mijn ervaring een beetje van mij afschrijven. 

Ik stond dus, zoals heel onze straat, te kijken naar de zes naderende schotels. Het liep al tegen de avond, en we zagen duidelijk de hele batterij kerstlampjes onder de romp van elk toestel. Ik herinner me nog dat de pastoor zich bezorgd maakte dat ze tegen zijn toren aan zouden vliegen. 
'Ach,' zei ik, 'wees gerust, die mannen weten wel wat ze doen!'
'Mannen?' lachte Vanessa, onze straatvamp, 'Waarom denk je dat het mannen zijn? Het kunnen best vrouwelijke wezens zijn!'
'Dat weten we direct, als er toch één tegen de pastoor zijn toren aanknalt', bulderde de slager. Ja, toen kon hij nog lachen. 
'We moeten een teken geven', zei de pastoor. 'Misschien zijn het wel heidenen. Laat ze horen dat we christelijke mensen zijn. Zing psalm 24 gebed 33 vierde regel van rechts!' Enkelen zetten aarzelend een vaag gebrom in, om de pastoor plezier te doen. Hij is ook al zo oud, onze pastoor, dat hij niet eens meer weet dat er niemand naar zijn kerk komt.
Het gebrom deinde uit. Alsof we het afgesproken hadden, hield iedereen zich ineens muisstil.
Je kon een speld horen vallen. We hadden dus ook geen moeite om de tachtigjarige heer Van Kranegem te horen vallen, die de spanning niet meer aankon. Hij bezeerde zich lelijk aan zijn elleboog en werd zo het eerste slachtoffer van de indringers. Hij zou niet de laatste zijn.

Een schotel scheidde zich af van de groep van zes, en dook steil naar beneden. Recht op ons af.
'Daar komt er een!' krijste Vanessa. Ze wierp zich op de grond en maakte zich zo plat mogelijk, wat door haar D-cup niet meeviel. Ik bleef stoer rechtstaan achter een lantaarnpaal en keek toe hoe de schotel over de weide van boer Smeets gleed. Vlak voor ons verbijsterd groepje bleef ze staan, of liever: hangen, zo'n metertje van de grond. De kerstlampjes flikkerden aan en uit. De kinderen begonnen te wenen en Vanessa kreeg een hysterische bui. Dat had ze wel meer, als er iets vlak voor haar bleef hangen. 
'Zwijg,' siste de slager, 'je maakt het alleen maar erger!' Maar ze bleef krijsen. Zij werd daarmee het tweede slachtoffer. Er zouden er nog meer volgen.
Buiten het gekrijs van Vanessa, het geblaf van de honden en het angstige gerommel in onze darmen, was het muisstil. We verwachtten nu elk ogenblik een buitenaardse te zien verschijnen. Iedereen was tot het uiterste geconcentreerd. Wat we nu gingen beleven beloofde de meest intense ervaring te worden van heel ons leven. Onze zintuigen stonden op scherp. Elk seconde zou in ons geheugen gebrand blijven. Van de spanning durfden we nauwelijks adem te halen. Dat werd de vijfenzeventigjarige weduwe Spanlaeken fataal. Door het zuurstofgebrek viel ze achterover in de armen van vuile Mon, waar ze later mee zou trouwen. Daarmee werd zij het derde slachtoffer. 

De schotel bleef roerloos hangen. Af en toe kwamen er pruttelende geluiden uit.
Ik schraapte mijn keel en zei: 'Misschien is dat hun manier van praten. Als we nu eens proberen contact te maken?'
Dat vond iedereen een uitstekend idee. We begonnen energiek te pruttelen. Het verlichtte de spanning wel wat, maar de schotel bleef stom. 
De patstelling werd doorbroken door boer Smeets. Hij rukte met zijn beerkar op tot vlak bij de schotel en riep: 'Als ge nu niet maakt dat ge van mijn veld af zijt, dan zet ik de kraan open!'
De schotel schoof wijselijk op tot achter de gracht, die het eigendom van boer Smeets afbakende. We beloonden Smeets met een applaus. 
'Die vreemden zullen nogal onder de indruk zijn van onze technologie', glunderde de boerin. 'Tien tegen één dat ze op Mars zoiets niet hebben!'
Ik was er niet zo gerust in. 
'Volgens mij hebben die mannen nog een joker achter de hand', fluisterde ik. Mijn woorden waren nog niet koud, of de kerstlampjes begonnen tegen hoge frequentie te flikkeren. Het licht was zo fel, dat we onze ogen ervoor moesten afschermen. Vanessa kreeg het nu pas echt moeilijk. Ze zette haar sirene op volle kracht open. Het was niet meer te harden. De pastoor, die ook The exorcist had gezien, begon onmiddellijk een uitdrijving met wijwater en koeievijgen, maar het hielp niet veel. Ten slotte werd hij er zo zenuwachtig van, dat hij Vanessa een dreun gaf met de bijbel. Ze zweeg. Opgelucht haalden wij adem. Intussen was er een deurtje onder de schotel open gegaan. Nu zou het gaan gebeuren.
De eerste die er uit kwam, was mijn grootvader. Op zich was dat heel opmerkelijk, want hij was al tien jaar dood.
'Dag jongen,' zei hij, 'alles kits?'
Stiekem kneep ik heel hard in mijn arm. Het hielp niet. Grootvader bleef leven.
'Dit kan niet,' probeerde ik, 'u bent immers dood!'
'Wie zegt dat?' beet hij me toe. Grootvader was altijd nogal kortaf geweest. 
'De dokter, de pastoor. Iedereen.'
'Geloof niet alles wat ze zeggen, jongen. Sta ik hier of sta ik hier niet? Wel?'
'U staat er.'
Grootvader glimlachte en veranderde in een hoogzwangere vrouw.
'Hallo, hier ben ik weer!' riep ze vrolijk. 
Met "ik" bedoelde ze Katrien, de overleden vrouw van de slager.
'Dag beer van me!'
Ze liep op haar echtgenoot toe en gaf hem een smak. We zagen hoe hij haar met grote ogen aanstaarde. We zagen ook dat er een groot slagersmes in haar rug stak. Ze trok het eruit en zei:
'Hier, dat was ik nog vergeten terug te geven. En nu moet je me verontschuldigen, want ik moet bevallen van het kind van onze buurman.' Ze liep de wei in en veranderde in een koe. Op een bed van madeliefjes bracht ze een kalf ter wereld. Pas toen begrepen we dat de indringers een loopje met ons namen.
We gelastten de pastoor om ook enkele wonderen te doen. Onze beschaving moest in hocus pocus zeker niet onderdoen voor die bezoekers.
De pastoor spartelde eerst tegen.
'Ik ben wat roestig geworden', zei hij. 'Het is al zo lang geleden.'
'Een wonder!' eisten wij. 
'Nou goed.'
Hij ging op zijn hoofd staan en klapte zijn voeten tegen elkaar. De schotel sidderde.
'Ga door, ga door!' schreeuwden wij.
Hij liep op het kalf toe en gaf het een slok wijwater. Het kalf gaf een knal van een boer. De schotel deinsde verder achteruit. 
'Geef ze nu de genadeslag!' adviseerde ik vanachter mijn lantaarnpaal.
'Geduld, mijn zoon, geduld.'
Hij stak voorzichtig zijn hand uit naar de schotel. 
'Tik, jij bent hem!' 
We hadden de pastoor nog nooit zo hard zien lopen. Hij tilde zijn soutane op, hupte over de gracht en riep sarrend: 'Pak me dan, als je kan, pak me dan als je kan!'
De schotel verloor kostbare seconden, doordat ze zoiets niet had verwacht. Toen ze dan toch de achtervolging inzette, was de pastoor al in de stallen van boer Smeets. Die stond daar te wachten met zijn beerkar. Boer Smeets zou later vertellen dat hij gemikt had op de open deur. Toen hij het ventiel opende, hielden wij de adem in. Het lot van de westerse beschaving hing nu immers af van de vaste hand van boer Smeets. Het pruttelde eventjes, maar toen schoot een krachtige straal in de richting van de schotel.
'Eén - nul!' riep boer Smeets triomferend..
'Joehoe! Recht in de roos!' schaterde de pastoor. De schotel waggelde onzeker achteruit, maakte, door de beer bevangen, enkele bokkensprongen en verdween uit het zicht. 
Ik kwam achter mijn paal te voorschijn en zette een vingertje.
'En kom nooit meer terug!' riep ik.'We moeten jullie soort hier niet hebben!'

Dat was verleden week. Sindsdien zijn er erg vreemde incidenten gebeurd. De pastoor werd zwanger, Vanessa is gestopt met krijsen en dat van de slager, dat weet u al. We gaan nu zeker niet meer naar de kerk. Vorige zondag stond Elvis er gospels te zingen met Bing Crosby, en gisteren voer de Titanic door onze straat. Geloof me vrij, er is hier iets niet pluis. Volgens mij hebben die bezoekers er iets mee te maken. Ze willen de score gelijk maken. Maar wij blijven op onze hoede. Dit is onze bol. Dat ze elders hun kunstjes vertonen.

... Verslag over de landing van een ufo in mijn dorp (uit mijn verhalenbundel 'Prettig gestoorde ontmoetingen'). ...


Zie ook: https://sites.google.com/view/julesgrandgagnage

Schrijver: Jules Grandgagnage, 28 november 2019


Geplaatst in de categorie: humor

5.0 met 2 stemmen 108



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)