Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

ZWERVEN EN TOEVEN

In een ver, groot land zwierven de landlopers Ivan, Robin en Norbert door bossen en velden, over vlaktes en heuvels.
Waarmee hield het drietal zich in leven? Dat is niet helemaal bekend. Maar soms stalen ze uit winkels wat levensmiddelen. Toch wisten die slimme mannen altijd aan hun achtervolgers te ontkomen.
Op zekere dag bevonden ze zich in een uitgestrekt woud. Terwijl Ivan en Norbert het avondeten bereidden, zat Robin een eind verder onder een hoge pijnboom. Tussen de takken, ver boven zijn hoofd, schitterde opeens een bleekgeel licht.
"Luister naar mij," klonk een stem. Maar Robin rende weg, erg geschrokken.
"Wat was dat!? Gauw naar mijn eten toe!" schoot het door hem heen.
Terwijl de landloper even later met een volle maag tussen de struiken lag, vertelde hij van zijn gewaarwording.
"Ach man," lachte Ivan. "Omdat je erge honger had, kreeg je een waanvoorstelling."
"Zeg dat maar niet al te gauw," fluisterde Norbert. "wie weet, was het een wezen uit de voor ons ontoegankelijke wereld."
De volgende morgen smulden de mannen van een ontbijt, bestaande uit bosbessen en frambozen. Ineens... Boven een boom vertoonde zich het licht, dat Robin de vorige dag had gezien. Een engel in een lang wit kleed sprak:
"Jullie mogen gerust tot je oude dag als landlopers leven. Maar voortaan wel eerlijk je brood verdienen."
"Wij onthouden uw woorden," antwoordde Norbert. Meteen was de engel verdwenen.
Vol moed en goede voornemens verlieten ze het grote bos. Af en toe bleven ze enkele dagen bij een boer logeren. Dan hielpen de drie kerels met het werk op het land en in de stal. 's Nachts was het heerlijk slapen in de hooischuur.
Met een behoorlijke geldsom werd de reis voortgezet. En dan was het gewoonlijk weer eens overnachten onder de blote hemel. In een of ander dorp werd mondvoorraad gekocht. Zo ging het een paar maanden door, tot de winter naderde.
"Het barre jaargetijde komt. Daarom zullen we in de eerstvolgende stad blijven zo lang het koud is," werd besloten.
Zo gebeurde het. De burgemeester gaf hun toestemming om in het park bij de rivier een hut van takken en stammetjes te bouwen. Overdag werkten ze als gemeentelijke straatvegers. De sneeuw en andere dingen, die niet op straten en stoepen hoorden, werden door Ivan en Robin bij elkaar gebracht. Norbert verzamelde het dan in grote zakken.
's Avonds zaten de harde werkers voor hun eenvoudige woning en stookten een gezellig vuur. Wat ze bij de vlammen met elkaar bespraken weten we niet. Wel is het zeker dat aan het eind van de winter een engel boven het vuur zweefde.
"Ja, ik heb jullie vorig jaar gesproken en jullie hebben mijn raad opgevolgd. Nu roept het landlopersleven jullie weer."
Na deze woorden zagen ze de engel niet meer. Spoedig vertrokken de drie mannen met zware geldbeurzen, met hard werken in de winter verdiend.
Terwijl ze langs een brede zandweg liepen, zweefde een krans van doornige takjes voor hen uit, vertelde met milde stem:
"Voor jullie welzijn heb ik veel moeten lijden. Volg nu mijn doornenkroon."
Elke dag verscheen de doornenkroon voor een ogenblikje om een zekere weg te wijzen.
De landlopers leefden heel genoegzaam. Het zwerven werd weer soms afgewisseld met enige dagen werken als boerenknecht of veehoeder.
Tenslotte leidde de doornenkroon hen naar de bergen.
"Machtig landschap," vonden ze alle drie. "Laten we ons zwervend leven volhouden, maar toch steeds op en tussen deze bergen blijven."
Zo werd het gedaan. Het herhaaldelijke terugkomen van Jezus' doornenkroon duidde aan dat het bergland voorgoed hun leefgebied zou zijn.
Terwijl ze een kudde geiten aan het leiden waren, verscheen op een rotsachtige top een glanzend gouden kruis.
"Op deze berg rust de zegen van onze Heer Jezus," ging het zwijgend door hen heen.
Ze begonnen grote stenen bij elkaar te brengen, bovenop de bewuste top. Dat wondermooie kruis was niet meer te zien. Hoe ging het verder?
Vele jaren zwierven en werkten de drie vrienden op hogere en lagere berghellingen. Dan kwamen ze ook geregeld bij de top waar eens dat prachtige kruis was verschenen. Daar verzamelden ze steeds meer keien en stenen, deden daar nog meer mee. Weer gingen er heel wat jaren voorbij.

Op de bergtop stond een mooie kapel, gemaakt van ruwe stenen. Daarin woonden de grijsaards Ivan, Robin en Norbert.
Af en toe kwamen bergwandelaars naar dat eenvoudige, maar weidse gebouwtje toe. Die ramen van licht groen glas gaven de kapel van binnen zo'n aangenaam en koel schemerlicht.
De oude kapelbewoners vertelden de mensen van hun rijk verleden. Ook hadden ze van jaar tot jaar hun kapel, stukje voor stukje, gebouwd. Daarna klonken uit de mond van de wijze mannen woorden van het Evangelie. Hierdoor werden het gemoed en de levensweg van de wandelaars gesterkt.

Schrijver: Han Messie
14 juni 2022


Geplaatst in de categorie: religie

4.0 met 1 stemmen 246



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)