Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De ooievaars

Het zonlicht valt op de ietwat donkere pui aan de overkant. Mijn fiets met bepakking steekt er licht tegen af. Toch indrukwekkend als ik hem zie staan met al die bagage en iets van trots voel ik dan altijd wel: `daar rijd ik toch maar mooi weken mee in de rondte’. Mensen laten hun bewondering af en toe blijken. Ze zeggen het of ik zie het aan hun expressie.

Ik zit op een hoekje. Het is hier gezellig op het terras in Gruissan; veel mensen, voornamelijk Fransen die vakantie vieren. Ik ben zonet hier naar het toilet geweest, maar geen zeep dus mijn handen moeten zo nog even elders geschrobd. Tot die tijd maar even de onrust verduren; het lot van een dwangneuroot.

Om me heen zie ik mensen verrast omhoog kijken. Ik kan niet zien waar het om gaat, daarvoor moet ik mijn hoofd draaien. Juist als ik dat wil doen, valt mijn blik op een vrouw twee stoelen verder en ik ben vanaf dat moment met niets anders meer bezig. Ze doet me aan jou denken. Oosters getint met zwart haar, keurige blauwe jas. Een beetje terughangend in de terrasstoel, geresigneerd. Geen type dat zich luid in een discussie zou mengen. Je zou het kunnen zijn, zowel qua uiterlijk als het innerlijk voor zover ik dat kan waarnemen op dit eerste gezicht. Het enige dat het eindoordeel opschort is de aanwezigheid van een zonnebril. Ogen zouden uitsluitsel geven.

Maar wat doe je hier in Frankrijk? Ja, het is je lievelingsland, maar niet het arrondissement van je voorkeur, de Alpen. Ik heb je niet gehoord over een reis deze kant op. Het valt me op dat sinds ik jou (zeg ik maar even voor het gemak) zag alles stilgevallen is op het terras; het vanaf dat moment filmset werd. Alles en iedereen is decor voor ons en staat stil, inclusief de mensen. Alleen wij bewegen.

Je intrigeert me. Ik loop naar mijn fiets om wat uit een van de tassen te halen en gebruik het teruglopen om nog nauwkeuriger te kijken en jouw kant op te komen.

Ik noem je naam.

Geen bevestiging, maar wel een trekje om je mond dat op een begroeting lijkt.

Ik ga naast je zitten.

Op een of andere manier weerhoudt niets me om naar je over te hellen. Zo rotsvast is mijn overtuiging dat je het bent. Ik raak zacht je hoofd aan en ruik aan je haar. Je protesteert niet; sterker het lijkt wel of je hoofd een beetje in mijn richting neigt. Je haar is glad en zacht, precies zoals ik het ken; ik had niet anders verwacht. Je handen liggen in je schoot. Klein. Ja hoor, ze zijn het. Ik maak ze open en streel ze aan de binnenkant. Je laat het toe. Je draait je hoofd wel wat mijn kant op. Nog steeds datzelfde trekje om je mond, begin van een glimlach en in die zin een lichte verandering.

`Ik heb de telefoontjes met je gemist, zoals dat vorig jaar ging. Iedere dag ben je wel even in mijn gedachten geweest. Nadat we kort voor mijn vakantie onze sleutels uitgewisseld hebben, ben je in volle omvang teruggekomen. Misschien omdat het het laatste was dat nog moest geschieden. De afsluitende handeling die alles definitief maakte. Blijkbaar was dat voldoende om de trein weer in beweging te zetten.

Ik kan eigenlijk niet meer dichtbij je in de buurt blijven. Ik merk wel dat je dat graag wilt. De reden kan ik niet goed achterhalen. Niet voor de liefde. Je schreef in een van je laatste mails over iemand anders, die in je leven is en misschien wel een grote liefde kan worden. Waarom zou je me nog bij je willen houden? Alleen omdat ik zo mooi schrijf? Ik was een heftige verliefdheid, maar de standaard van rust, warmte en vertedering schenkende aanwezigheid die de boom voorgoed moet planten heb ik niet gehaald. Waarom hang je nog aan mij? Waarom komen er toch altijd weer mailtjes? Wat is het meer dan een verslaving? Is er nog iets van te activeren liefde in je? En hoe verantwoord is het voor mij daarnaar te blijven verlangen? Zinloos, denk ik. Wat zonde toch. Konden we het maar terugdraaien tot de ochtend van het briefje. We zouden het allebei anders doen. Jij zou schrijven `hou je van me?’ Ik zou vertederd zijn door je schuchtere vraag en je vastpakken, zoals ik dat nog nooit gedaan had, nog meer overtuigd van mijn liefde. We hebben het daardoor allebei stuk laten vallen. Jij door je schrijven, ik door de voortzetting.’

Het wordt zo wel een monoloog, maar misschien is het wel mijn laatste kans je nog iets te laten weten. Mijn laatste kans de groef in de plaat nog een keer te herhalen. Ik meen dat ik een traan zie blinken achter de zonnebril, maar dat is onmogelijk. Die traan is niet onmogelijk, wel dat ik hem zie dwars door de donkere glazen heen. Een zinsbegoocheling. Wachten tot die afzakt en ik hem over je wang zie rollen. Les larmes schiet er door mijn hoofd. Of is het des larmes? Bepaald, onbepaald lidwoord? Onzinnige passerende gedachte. Franse taalkunde; niet bruikbaar dit moment.

Dan komt de alledaagse realiteit weer tot leven in Gruissan. De mensen op de terrassen hervatten hun gesprekken, de kelners bedienen als altijd, het onkruid tussen de stoeptegels groeit onverminderd voort. De mensen naast ons zijn nog steeds enthousiast over wat er in de lucht gaande is. Nu wil ik toch weten wat ze daar zien. Ik draai mijn hoofd en dan zie ik ze: honderden ooievaars die hoog in de lucht op de thermiek zweven. `Ze maken zich klaar voor de reis naar Afrika,’ zegt een vrouw naast me. Ik hoor in haar stem de verrukking die ik in nu ook in mijn ogen moet hebben. Zo mooi, al die rondcirkelende vogels met zo’n reis voor de boeg.

Jij hebt het ook gezien, want je kijkt dezelfde richting uit en de tranen stromen over je wangen. De ogen die de oorsprong daarvan zijn, zie ik nog steeds niet. We ervaren dezelfde ontroering en in daarmee zijn we even heel dichtbij elkaar, nog dichterbij dan zonet toen ik je aanraakte.

Ik wou dat ik je gedachten kon raden … Ik weet niet waarom je niets zegt. Maar misschien is dat maar beter ook.

`Dag liefste, het ga je goed. Ik ga scherven ruimen’ en druk je een kus op je voorhoofd. 

Ik sta op en spreid mijn armen … en win snel aan hoogte.

Hoger. Gruissan is nog goed te zien en ook het terras en zelfs jij met je zwarte kruintje dat steeds kleiner wordt tot je een stipje bent geworden. Geen uitroepteken, geen vraagteken, geen puntkomma, nee, een punt, een afsluiting.

Ik zweef nu tussen de ooievaars. 
Wat zijn die vogels groot als je er zo dichtbij bent en de hoeveelheid doet ze nog groter voorkomen. Voor ons uit ligt de Middellandse Zee. Ik ben benieuwd waar ik terecht ga komen. Misschien wel in Marrakech. Daar ken ik de weg, want ik ben er eerder geweest. De ooievaars broeden er op de stadsmuren. Mooi gezicht was dat. Ik verlang er naar die stad weer te zien. Nog een keer zwaaien dan, in de veronderstelling dat je het echt was.

 

... Het is een mengeling van autobiografische elementen en fictie. Ik was daadwerkelijk in Gruissan.
Verwonderlijk dat ik een tijd later Sander van Hoorn in het journaal verslag zag doen vanuit Italië meen ik. Hij bevond zich op een terras dat me sterk deed denken aan dat in Gruissan. Ik was daar bij wijze van spreken weer even.
Hij sprak over de economische teruggang daar en door een technisch trucje werd het beeld vertraagd en tot stilstand gebracht om de stilstand van de economie te illustreren. Gebeurt bijna nooit in het journaal: manipulatie van beelden. Precies hetgeen in mijn verhaal gebeurd was. Ik was met stomheid geslagen. ...


Zie ook: http://www.apartefact.nl

Schrijver: Albert Goudberg, 30 april 2025


Geplaatst in de categorie: ex-liefde

Er is nog niet op deze inzending gestemd.aantal keer bekeken 17

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)