Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Wisselwachter

Zover het oog reikt klieft de dijk zich door het vlakliggend landschap. Over weilanden, sloten en heggen strekt hij zich kaarsrecht uit, onverschillig voor het land dat slechts ter ondersteuning dient, zoals de dijk slechts het spoor draagt, het spoor de trein en de trein de reizigers. Het land loopt erop dood. Water wordt gedempt, gras gesmoord en vee gekeerd. Waar het land eens één was is het nu twee, gehalveerd tot weerszijden van de dijk.
Wie de moeite neemt de spoordijk te volgen door dit flankerend landschap, komt tenslotte bij een splitsing. Daar ontworstelt zich een zijtak, wendt zich met een flauwe boog van de rechtlijnigheid en kromt zich naar de horizon. Ter hoogte van de splitsing staat de wisselwachter op de dijk.
Hij heeft geen oog voor het lage land, voor het links en rechts naast de dijk, voor de herkauwende koeien beneden en de enkele klaprozen die zich in het dijklichaam hebben geworteld. Zijn blik is gericht op de horizon, altijd op de horizon, waar de dijk zijn massa verliest en zich moet schikken in zijn degradatie van lijn tot punt. Zoals hij daar staat, wijdbeens, een hand aan de wisselhendel, een hand boven zijn ogen, lijkt hij daar altijd te hebben gestaan. Zijn donkere broek en jas, zijn leren pet en schoenen zijn overdekt met een roestbruin poeder dat hem doet versmelten met het spoor. Stil staat hij daar, wachtend, wetend dat waarop hij wacht zal komen: de trein. De reden voor zijn aanwezigheid - voor zijn bestaan - is niet de dijk, niet het spoor, zelfs niet de wissel. Het is de trein die zijn leven bepaalt. De trein zorgt ervoor dat hij zestien keer per dag zijn huis, diep in de oksel van de splitsing, verlaat en de dijk op klimt. Elk uur van de dag, met een pauze ’s nachts, maakt hij zijn korte tocht van de benepenheid naar de oneindigheid. En elk uur doemt de trein op aan de horizon. Hij leeft op de horizon, niet op de wissel. Hij leeft daar en toen, niet hier en nu. Hier is te laat. De wissel moet om voordat de trein er is. Hij moet anticiperen, de trein voor zijn, handelen voordat de noodzaak daar is.
Hij is niet meer dan een stipje, daar op de splitsing. Een pukkeltje op de dijk, een verwaaid strootje dat zich vasthoudt aan de wisselhendel. Met de punt van zijn rechterschoen tegen de rails gedrukt om de vibraties op te vangen. Met een pruim in zijn wang en een moersleutel in zijn broekzak. Met rimpels naast zijn toegeknepen ogen. Maar zoals de dijk door het land wordt gedragen, en het spoor door de dijk, en de trein door het spoor, en de reizigers door de trein, is hij de top van een keten. Hij bepaalt.
De wisselwachter heeft macht, de macht van de keuze. Een eenvoudige keuze: links of rechts, rechtdoor of afslaan, oost of west. Met een ruk van de hendel maakt hij de keuze, stuurt hij de trein de richting uit die hij heeft bepaald. Het stipje op de dijk heeft de macht om tonnen aanstormend staal een andere richting op te sturen, de bestemming van honderden reizigers te wijzigen, het lot van enkelen te bepalen. Hij volgt de dienstregeling die hem vertelt welke keuze hij moet maken, maar hij zou af kunnen wijken, zou met een simpele armbeweging het heft in handen kunnen nemen.
Zou hij het weten? De man die een fluim langs de dijk spuugt zonder zijn ogen van de horizon te nemen, zou hij beseffen wat er binnen zijn mogelijkheden ligt? Zou hij weten dat in de trein - die zich nu laat voelen in de punt van zijn schoen - een vrouw zit, op weg naar haar zuster? Dat tegenover haar een jongen een schoolboek zit te lezen, met zijn gedachten bij het meisje dat hem op het station opwacht? Dat de man met de stapel papieren op schoot straks fusiebesprekingen heeft die honderden banen gaan kosten? En weten zij het? Hebben de reizigers enig vermoeden van de man met zijn hand aan hun lot?
De trein verschijnt aan de horizon. De wisselwachter wacht totdat de zwarte stip is uitgegroeid tot een gele vlek en zet dan de wissel om. Hij doet een stap opzij en kijkt nu voor het eerst naar beneden, waar het vee graast, onkundig van zijn aanwezigheid. Hij draait zich langzaam om, zijn blik glijdt over de velden, over het zwijgend groen en het stilstaande water in de sloten. De dijk begint te trillen, zijn rondgang eindigt met zijn rug naar de naderende trein. Tussen de wijkende dijklichamen voor hem, steekt nog net een stukje dak met de schoorsteen van zijn huisje boven het spoor uit. Een iel kringeltje rook stijgt eruit op. De bakstenen zijn zwart, de dakpannen zijn zwart, de rook is zwart. Zonder om te kijken neemt hij een besluit. Met beide handen pakt hij de roestige wisselhendel beet, sluit zijn ogen, en vloekt. Dan trekt hij weer aan de hendel en geeft de wereld een draai.

Schrijver: Albert Huberts, 25 januari 2002


Geplaatst in de categorie: vrijheid

2.6 met 55 stemmen 3.460



Er zijn 3 reacties op deze inzending:

Naam:
Günter Schulz
Datum:
2 september 2005
Email:
agschulzhotmail.com
Alsof men over de schouders van een kunstschilder mag meekijken tijdens het scheppen van zijn creatie, zo ontstaan tijdens het lezen voor het geestelijk oog visueel de persoon, het landschap en de sfeer. Het beste van hetgeen ik tot nu toe al mocht lezen. Waarom moeten we zo lang wachten op meer?
Naam:
lvantil
Datum:
27 oktober 2002
Email:
lvantil35hetnet.nl
Een beeldend geschreven, sfeervol verhaal.
Prima.
Naam:
Waterfall
Datum:
29 september 2002
Email:
waterfall_1email.com
Hoe gemakkelijk zou je deze (oude) baan kunnen onderschatten?
Filosofisch de waarheid beschreven, prachtig!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)