Een eiland op poten
Hij zag, en bedrog was uitgesloten, een zandstorm zwellen aan de horizon.
De azuren stolp spat open. Donder rolt traag over geladen wolken.
Opeengepropte flitsende dampen.
Het licht vergrijst en wijkt voor een zwakkere gedaante…de waakvlam
Een goddelijke adem wurgt en snoert de longen dicht.
Beesten haasten zich of graven vluchtgangen of fladderen schichtig op.
Tot de wind, reiziger van de laagste druk, het uitproest.
In een ruime stilte schuilt een bange verwachting.
Een kriebel kruipt naar boven.
Daar en dan trekt een zwerver door het dovende woud en over de vlakte,
geschonden door bommenkraters.
Hij is een eiland op dunne poten. Overal was hij het onderwerp van geruchten.
Hij kon de broer zijn van een onbekende soldaat.
Ze fluisteren over hem als over een lang gekoesterd geheim.
Droomflarden dreven door zijn schedel, zijn gelaat was dof en dood.
Het brein was doorzeefd, een verweerd fossiel, versteend.
Hij waande elke aardkruimel die hij beroerde van hem.
Chaos in zijn geheugen: rafels van het verleden, vage beelden, e=mc²
Toen begon hij te razen. ‘Je dance donc je suis!’
Hij verzon een veldslag, verschoof de pionnen en schreef de wetten.
De held van morgen werd een volkse dwaas, berecht door venijnige tongen.
Want wie zou zijn spinsels slikken?
Door het gaas van zijn wimpers zag hij een bezoedeld rijk.
Vadsige trollen zwolgen in het vet.
Het werd tijd om hier te vertrekken.
Geplaatst in de categorie: reizen