Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Obtenta Dispensatione

Moeder heeft het goed verstaan, zij doet dan wel slechts dromen van haar grond en land en weent om Opa, en kent zij het verhaal dat hij op een kwade dag zomaar werd weggevoerd en samen met velen van zijn dorp werd opgesloten in het kampement, en hij samen met de dorpsgenoten sedertien nooit meer in levende lijve werden gezien.

De boom waaraan Oma, toen zij een jonge vrouw was aan vast gebonden werd nadat zij door de soldaten was misbruikt, staat er nog steeds, op die mooie plaats, waar exotische bloemen het veld van lijden kleuren waardoor zij als een wonder uit waadde tot in het helder groen; daar hield zij haar ogen wel wijd open en keek ze uit niet te struikelen over een rode draad, die steeds nog door de hemel rijgt en iedereen die het aan doet gaan, vroeg of laat wel zal verstaan, dat zij met een ongewenst kind in haar buik uit haar land weg moest gaan.

Tot op een dag haar tranen in duizendvoud glinsterden, na zovele jaren van aanpassen, ontmoette ze een Heer die haar nimmer zou doen verlaten, en zo droeg ze het verleden in het hart met een lieve stille kracht tot zij haar kindje kreeg. 12 lange jaren later kwam zij dan toch te overlijden aan weemoed en hartezeer. Haar enige kleindochter houdt in haar hand een steen. Ze staat te kijken naar de saluerende rijen en al hetgeen op de dag van de prins, voorbijtrekt in pracht en schijn, en toch is het nog net geen vuist waarmee zij de steen wil gooien, naar een tamboer, die haar even lijkt aan te staren, zowaar hij een slag van achtste maat, in 't roffelen, evenwel zonder dat het een mens heeft kunnen beamen, heeft gemist.

Ze komt ineens op de gedachte dat deze man haar ongekende vader had kunnen zijn. Gehoorzaam aan wat moeder en zo ook de engelen haar 's nachts hebben toegefluisterd en de liefde voor haar land, roept ze om Opa, Oma, haar vader en haar thuis en al hetgeen ze heeft doen missen en haar grote liefde, die dan wel de vrucht die ze van hem draagt, in het geheel ontkent. Haar rein hart barst van het verdriet omdat haar vriend haar terzijde schoppen doet, voor welk een vrouw die hij maar krijgen kan in het spel van lust en vuur, waarin hij meent een meester te zijn. De mooie jongen heeft het niet door, zulk een kracht hem al die tijd heeft doen leiden tot verlichting te komen, maar altijd weer dwaalt hij in groene nevelen en verdrinkt hij in het gerstenat.

Aldus komt een sprookje nog niet tot een einde, waarin het goede het kwade altijd altijd wel overwint. "Waar is Vader toch gebleven, mamma" vraagt ze aan haar moeder, met een hongerige maag, en dat voor een derde maal, tot zij een wit broodje krijgt, aangereikt uit een vluchtig zilverpapier.

Een koets van blinkend goud trekt voorbij maar de jonge dame zwaait niet en draait opzij. "ik begin echt boos te worden dat mijn vriendje er alweer niet is, maar ja ik hou van hem, al doet ie me zo een pijn, ik kan hem wel wat aandoen hoor, maar ja, dit moet wel echte liefde zijn". "Ach kijk nou toch eens welk een rijkdom en schijn, tjaaaa maar voor spijt, is het toch veel te laat, verdraaid nog an toe, de prins op het witte paard is er weer niet bij" roept moeder ontstemd. "Nou, gisteren heb ik een mooie naam bedacht voor de baby, hij vond het prima maar liep weg en kwam pas drie uur later bezopen terug, maar ja, ik vergeef het em wel, hou van em, maar helemaal zeker weet ik het nog niet" antwoordt dochter kordaat. "Kom nou maar naar huis, die mannen prinsen zijn toch allemaal hetzelfde, straks eten we boerenkool met sateh".

Moeder zucht: "De huur moet nog worden betaald, de stroom en het gas zijn vreselijk duur, en dat in dit rijke land, de bijstand is al weer op, kom nou maar gauw mee naar huis, als we het eten van gisteren nog willen redden". Een kool stevig ingepakt in een zilveren papier schiet ineens uit jongedames hand en verdwijnt in het hemelse. Hun ogen volgen elkaar dan toch simultaan tot de kool in een witte wolk lijkt te zijn verdwenen maar al gauw terugkeert als een vallende ster, die een mast en een rode draad laat knappen tot het sterretjes en strepen gaat regenen en de kool op een tamboerstok terecht komt, die precies op maat de laatste achtste roffelslag doet slaan en elkeen tot een doodse stilte maant.

Het vreselijke geronk van een motor laat zich plotseling horen. Een forse agent met een helm vraagt om een legitimatie. Dan komt een koets voorbij. Het knarsen van de wielen die over de keien kletteren klinken als donder en hagel.

Een arm wijst naar het hemels blauw. Ogen verstarren, als de agent begint te schreeuwen: "hier, en nu wegwezen anders vallen er klappen". Ze ontvangt een bekeuring en ziet verderop een vrouw met een kroon in een gouden koets gemeen naar haar lachen en zwaaien. Voordat ze het weet krijgt ze een klap op haar billen met een knuppel. Zo snel als ze kan rent ze weg met haar moeder, totdat zij met een grote groep voor het geweld vluchtende mensen aan het einde van de straat in veiligheid is. Dan gilt zij het van ontzetting en pijn uit: "God almachtig, de oorlog is niet voorbij, het zijn fascisten, ze hebben werkelijk niets van de geschiedenis geleerd"

Schrijver: Stan Rams, 10 november 2006


Geplaatst in de categorie: religie

4.2 met 35 stemmen 1.344



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)