Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De brug

'Niet piekeren' zegt het meisje tegen me.
Meestal is er niks aan de hand. Ik heb gewoon een chagrijnig smoel van mezelf, zeker als ik alleen ben. En op de foto, dan is het het ergst. Ik heb er wel een beetje m'n handelsmerk van gemaakt, en die zeldzame foto waar ik lachend opsta verdwijnt al snel in het meest onbereikbare webalbum. Meestal, zeker zomers niet, en zeker niet als ik fiets in heerlijk smeltweer, daar waar regen en narigheid voorspeld zijn. Dan leef ik en heb ik geen tijd om te piekeren.
En toch zegt ze 'niet piekeren' en lijkt ze bezorgd te wachten tot ik weer verderga. Ik sta op de brug en staar in de diepte.

Elke keer verbaast het me weer. Het land is vlak, kaal en open en toch zie je hem niet. De brug. Twee, drie kilometer ervandaan hooguit, vlak voordat je nog een rare slinger door een of ander dorp moet maken en via een smal fietspad (het bordje doolopende weg negeren) de dijk opkrautend hem in zijn volle glorie ziet. Daar is hij. Twee machtige bogen over 's lands breedste en machtigste rivier.
Majestueus heersend over het omringende land, twee provincies, twee delen, het zuiden en het noorden verbindend, de brug der bruggen, als altijd het keerpunt in mijn jaarlijkse tocht, de moeder aller fietstochten, de tocht naar het huisje van Charlotte en Cornelis in het Brabantse.
Heen gaat hier mijn hart pas echt sneller kloppen. Nog een slordige twintig kilometer maar toch heb ik het gevoel dat ik er bijna ben, dat het bijna volbracht is.

Altijd, als ik bovenop ben, moet ik even stoppen. Kijk ik naar beneden, naar het water, naar de boten die er altijd wel zijn, en voel hoe de brug leeft onder het dreunende gewicht van de vrachtwagens en het voortrazende verkeer. Met de auto is de brug een crime. De linkerrijbaan is te smal om voort je jakkeren en als je de pech hebt om een truck naast je te weten heb je het gevoel geplet te worden. In de spits staat er gegarandeerd file. Het is eigenlijk hoog tijd om hem te vervangen door een mooi modern rank exemplaar, zoals bij Zaltbommel, of door een superbreed functioneel geval zoals bij Vianen. Maar hij is al die jaren, al die vele fietstochten lang nog steeds dezelfde gebleven. Een klassieker.

Eigenlijk had ik hem willen vermijden deze keer. Je kan ook met een fiets-en voetpontje. Gaat eens in het uur, een dikke tien kilometer verderop. Dat had gekund, als ik eerder was geweest. Maar ik ben laat, een beetje te eigenlijk. Niet dat het Charlotte en Cornelis veel uitmaakt, die zijn toch gevlogen en zullen pas laat op honk zijn.
Dus heb ik de tijd. Ik wel, het pontje niet. Dat stopt ermee om half zes. Om dan de hele zondag aan wal te blijven, want zo zijn ze hier nog, of de dijk nu uitpuilt van de fietstoeristen of niet.
Het fietspontje, ja, dat pakten we de eerste keer. Het is Charlotte geweest die ons zo ver kreeg.
'Je kan het best een keer fietsen' had ze gezegd. Woemi en ik keken elkaar aan.
'Fietsen, zover?' Honderdtien kilometer, dat was dus zo'n vijf en dertig keer naar het station. Maar Charlotte begon over de buurjongens die ooit ook eens zo'n onderneming waren begonnen. En Cornelis begon weer eens te verhalen over zijn legendarische tocht naar Bordeaux op good old Ferdinand, de fiets die het dorp hem cadeau had gedaan toen hij levend en wel uit Indië teruggekeerd was.
Er was geen ontkomen aan, we moesten en zouden fietsen naar B. Onze fietsen, dat was niet veel zaaks, goed genoeg om niet direct bij het station gestolen te worden. Gelukkig gaf Cornelis me een doos vol rammelend gereedschap mee. Niet dat ik had geweten wat ermee te doen, maar goed.

Zo begonnen we onze expeditie. In het begin liep alles op rolletjes en toen we met het eerste pontje de eerste Grote Rivier overstaken werden we zelfs een beetje eufoor. Maar al snel daarna veranderde de stemming. Bij Vuilendam kwam het in ene met bakken uit de hemel, en onder een grote kastanje probeerde ik de juiste route te vinden. Dat ging dus mis. We fietsten de Giessen de verkeerde kant af, met de regen in de rug, hoe menselijk, en kwamen bij dat pontje. Wachttijd: bijna een uur. We vluchten een café in, twee verzopen katten, koud ook. Woemi wilde een kroket, ik nam koffie.

Waarom weet ik dat allemaal nog, het is al zolang geleden, het zijn van die onbenullige trivialiteiten.
'Waar denk je aan?' vraagt meisje. Zij denkt er niet aan me hier alleen te laten, zoveel is me wel duidelijk.
'Aan vroeger, aan toen' zeg ik. Moeilijk misschien voor te stellen voor een meisje van vijftien ofzo. En dan, zomaar, begin ik haar te vertellen. Over Woemi, die hier vloekend en tierend voortploeterde, over Mischa, die hetzelfde leed meer in stilte droeg. En over vriendin, die ik tot op de dag van vandaag nog niet zo gek heb kunnen krijgen.
'Hoe heet ze?' wil meisje weten.
'Ik noem haar ook Woemi' zeg ik eerlijk.
'Waarom?'
'Ik weet niet, misschien omdat ze me in zoveel doet denken aan Woemi'.
'Heus?'
Wat moet ik daar nu op zeggen?
Dat ik dat nog weet, van die koffie en die kroket, maar dat ik zoveel andere dingen vergeten ben, en dat die twee vrouwen langzaamaan voor mij een zijn geworden, met een naam.
'Heus' zeg ik.

'Weet je, elke keer als ik hier ben schrijf ik een gedicht', switch ik van onderwerp.
'Bent u dan dichter? Meisje lijkt hoogst geïnteresseerd.
'Zoiets' zeg ik maar. Dat ik af en toe een blogje schrijf, dat gaat het vast niet zo goed doen. En voor een man zoals ik zijn meisjes van vijftien weliswaar jong, maar toch ook al een beetje aantrekkelijk.
'En nu?'
Meestal is het niks, dat dichten van me. Te gezwollen en te gemaakt. Maar deze keer? Ik draag voor, meisje luistert aandachtig:

De brug

Heb eerst kort in het meer gezwommen
Ben daarna uit het dal omhoog geklommen
Kijk naar de wereld om me heen

Voel me goed, niet alleen
Zie je zitten met je jongen
Net aan je brood begonnen
Zoete zachte uren verschijnen stil
Jouw ogen die ik niet vergeten wil.

Zie glimmend wit de brug
Trots weerkaatsend in blauwe lucht
Machtige bogen strekken naar het nieuwe land
Beloven ons toekomst aan de overkant.

Wil dat ik al die beelden houden kon
Warme ogen, blauwe lucht, je boterham
Het koude water waarin ik sprong.

'Een dichter' zegt het meisje dromerig en ze kijkt over het water. De zon is er niet echt, maar toch is het licht scherp en fel, ze moet kieren. Het geeft haar gezicht iets wijs en volwassens.
'Maar je springt toch niet echt?' vraagt ze weer kinderlijk, bezorgd.
'Nee, natuurlijk niet, zeker niet nu jij er bent' flirt ik een beetje.
'Slijmbal' lacht ze.

We maken ons los van de reling en laten ons naar beneden roetsjen. Een scherpe bocht, een stukje dijk, uitkijken voor dat paaltje in het smalle fietspad, en dan door dat dorp. De brug is verdwenen. De grote witte bogen achter mijn rug opgelost in het landschap. Het meisje ook. Als ze er al geweest is.


Zie ook: http://www.volkskrantblog.nl/blog/3193

Schrijver: jorrit, 1 augustus 2008


Geplaatst in de categorie: vrouwen

4.0 met 7 stemmen 635



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)