Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

We zijn er bijna

In het voorjaar van 1961 gingen we voor de eerste keer op vakantie naar Monchau in de IJfel. We logeerden in een klein familiehotel.
In ons kreukel-Duits maakten we al snel vrienden. Monique, de dochter van de slager, was een goede gids. Ze nam ons mee over de smalle wandelpaadjes die langs de berg omhoog kronkelden en door haar leerden we een aantal bewoners kennen.

We gingen op visite bij Frau Schmidt. Deze keurige dame zorgde voor haar gehandicapte dochter Erda en beheerde een souvenirwinkel en verhuurde kamers. We klommen de hele dag als klipgeiten in het rond, aten taart bij de vrouw van de plaatselijke loodgieter en zwommen in het ijskoude water van het natuurbad.

Mijn moeder slenterde langs de souvenirwinkeltjes en mijn vader hapte in het schuim van de grote pullen bier en lag meestentijds na het eten al vroeg onder de wol.
De week vloog om. De laatste dag na het avondeten gingen we naar huis. Het begon al te schemeren en het regende vrij hard toen we de snelweg bereikten. Pa reed niet graag in het donker en hij had een bijzondere techniek ontwikkeld om veilig thuis te komen. Als hij dacht dat hij op de goede weg reed, kleefde hij achter de eerste de beste Nederlandse auto aan en volgde die tot hij het bordje Amsterdam weer tegen kwam. Daar vertrouwde hij blindelings op.

Door de week liet hij zich door een chauffeur rond rijden zodat hij zijn zaken ongeremd kon afhandelen, zaken deed je in die dagen in het café.

De lange rit naar Duitsland was voor Pa een hele uitdaging. Dit maal paste hij ook deze strategie toe, kippig als hij was in het donker en hij klampte zich vast aan een enorme vrachtwagen. Mam had zich op de lange rit ingesteld en zat met gesloten ogen naast hem, nam af en toe een engelse sigaret en depte zich veelvuldig met au de cologne, 4711.

John en ik aten drop en telden de witte en zwarte auto’s en stoplichten. We maakten er een wedstrijd van wie de meeste kon tellen. Wanneer we vroegen ‘duurt het nog lang Pa?’ bromde hij steevast: ‘We zijn er bijna en zeur niet zo.’ Waarop wij prompt begonnen te zingen ‘we zijn er bijna, we zijn er bijna, maar nog niet helemaal….’

Al snel werd ik misselijk, veroorzaakt door de combinatie van de scherpe sigarettenlucht met de 4711 en de drop. Af en toe werd er gestopt om mij te laten braken. Een beetje groen aangelopen viel ik toch in slaap.
Hoe lang we gereden hebben weet ik niet, ik werd wakker van John die mij aanstootte en naar buiten wees. Het regende pijpenstelen, het zicht was slecht en mijn vader tuurde voorover gebogen over het stuur door de voorruit en zag waarschijnlijk niet meer dan de achterlichten van de vrachtauto voor hem.

Mam sliep een beetje weggezakt tegen de zijdeur. Opeens werd John wat onrustig en stootte pa aan.
- ‘Pa, kunnen we ergens stoppen.’
- ’Straks jongen bromde hij, nu niet. We zijn er bijna.’
John boog zich naar voren en fluisterde pa iets in zijn oor. Die schudde hem van zich af en gebood hem gewoon te blijven zitten en zich nergens mee te bemoeien. Ik veegde het condens van de ramen en drukte mijn gezicht er tegen om iets te kunnen zien. In het donker en de regen kon ik slechts wat geschitter in de gebroken waterdruppels zien.
Ineens krijste John.
- ‘We zitten echt verkeerd Pa. Kijk dan…’

In de middenberm stond een levensgroot bord dat verlicht was. ‘U nadert Berlijn’. Alsof mijn vader door een wesp was gestoken trapte hij op zijn rem. Berlijn was het middelpunt van de politieke strijd, het communisme versus de westerse vernieuwing.

De auto kwam slingerend tot stilstand in de berm naast de snelweg. Een auto reed toeterend langs. Mam werd wakker en keek verward om zich heen. De duisternis slokte de auto met ons erin totaal op.
De autosnelweg lag er verlaten bij. De lichtjes van de vrachtwagen en de toeterende auto waren al in de verte verdwenen.

Vloekend stuurde mijn vader de auto de weg op en even later hobbelden we door de middenberm naar de andere kant van de snelweg in de richting waar we vandaan kwamen. - ‘Let jij dan verdomme ook op, we zitten bijna tussen de communisten’ schreeuwde hij naar mam, die geen idee had wat er was gebeurd. Een tijd reden we zo in het donker over de onverlichte weg in een sukkeltempo totdat er een vrachtwagen ons inhaalde, mijn vader trapte het gaspedaal in en haakte weer aan.

John en ik zongen nog een paar keer het liedje totdat er gedreigd werd dat we uit de auto zouden worden gezet.
Het werd een lange rit. Mijn moeder pakte maar weer een sigaret en de 4711 en durfde niet meer te gaan slapen.
Voor de deur werd ik nog steeds misselijk weer wakker, de regen was opgehouden en in de verte was al een roze gloed te zien.

Bij het vragenrondje op school had ik wel iets te vertellen. Toen de juf me vroeg wat ik had gedaan tijdens de vakantie kon ik zonder blikken op blozen zeggen dat we in de buurt van Berlijn waren geweest en bergen hadden beklommen en heel Duitsland hadden doorkruist.

In augustus van datzelfde jaar zou de stad door een prikkeldraadwal in tweeën worden gedeeld. Oost- en West-Berlijn. De muur werd gebouwd en zou een begrip worden tijdens de koude oorlog die 28 jaar zou duren. Al die tijd had de naam Berlijn een negatieve klank, hoewel bij mij, elke keer dat ik de naam ergens las, de geur van engelse sigaretten vermengd met 4711 terug zou komen om mij aan de autorit te herinneren.

We kwamen nog vaak in Monchau, dan logeerden we in de souvenirwinkel of boven de slagerij van de familie Loiter en zelfs een keer bij de vriendelijke loodgieterfamilie. Verdwaald zijn we niet meer, mijn vader keek wel beter uit.

Schrijver: Willy Vittali, 28 april 2009


Geplaatst in de categorie: vakantie

3.6 met 5 stemmen 332



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)