DE WALEWIEL
‘Udeldjoho! Udeldjoho!’
Een groenachtig gele vogel met grijze vleugels zat lekker te zingen boven in een grote eikeboom in de Haarlemmerhout.
Een heldergele vogel, met zwarte vleugels, streek naast hem neer.
‘Dudeljoho! Dudeljoho!’, zong hij geduldig voor. ‘Het is bijna goed, beste jongen, alleen het is: ‘Dudeljoho! Dudeljoho!’ en niet ‘Udeldjoho! Udeldjoho!’. Begrijp je wel?’
‘Udeldjoho! Udeldjoho!’
Iewel, die was opgegroeid tot een knappe, gele vogel met diepzwarte vleugels, had vijf jongen. Hij zong zo vaak en zo hard als hij maar kon van blijdschap. Eweltje en hij hadden wel moeten verhuizen naar het Noorden tot bij Den Helder. Maar hier was plaats genoeg. Hier konden walewielen zich ontplooien, zonder lastig gevallen te worden door oude, seniele wielewalen.
‘Udeldjoho! Udeldjoho!’
‘Ujeldhojo! Ujeldhojo!’ deed zijn oudste zoon hem na.
Heel goed! Het moest nog ietsjes bijgeschaafd, maar hij hoorde het nu al. Dat werd een echte walewiel!
‘Ujeldhojo! Ujeldhojo!’ zong een jaar later Euwel, de eerste wielaweel, op Texel.
Zie ook: http://www.bloggen.be/ikdenkhetmijne
Schrijver: Katja Bruning, 12 november 2010
Geplaatst in de categorie: ouders