Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE VERRASTE SCHILDER (tweede deel)

Bij het vallen van de duisternis verliet de schilder weer zijn huis. De tas vol papier en vetkrijtjes ging natuurlijk mee.
En _ voortglijden maar! Op de rug, tussen bomen en struiken van het bos door.
"Hee, wat hoor ik daar in de verte?" dacht hij opeens. "Het lijkt wel of daar ergens trommels klinken, héél zachtjes. Ik zal maar eens in die richting gaan."
Langzaam werd het tromgeroffel wat duidelijker. Straks zou hij wel zien wat dat was. Maar de schilder had niet gedacht aan aardmannetjes en elfen, die onder bladeren verborgen waren. Zij maakten muziek en waren kwaad dat een menselijk wezen hen wou zoeken. Hun verwensingen misten hun uitwerking niet.
Plotseling...
"Wat doen mijn armen en benen pijn!" schreeuwde de schilder luid. "Het lijkt wel of er naalden in prikken en ijzeren stangen op drukken!"
De tas met tekenspullen scheen te groeien! Deze werd heel snel groter... Een griezelig donker gevaarte! Wel zo groot als een flink huis! Dat geweldige leren ding bedolf tenslotte de onthutste schilder! Eerst moest hij weer proberen te ademen. Gelukkig ging het weer! Daarna gauw wegrennen. Hij struikelde over reusachtige dennennaalden, die op de grond lagen. Verschrikkelijk! Die dorre dennennaalden waren wel zo lang als hijzelf!
Nu pas drong het tot de ontstelde man door dat hij heel klein geworden was: een dwergje, niet langer dan een dennennaald! Ja, de aardmannetjes en elfen hadden hem betoverd. Dol van angst rende de schilder voort. Maar telkens botste hij tegen bloemstengels, die hoog boven hem uitstaken. Dan viel hij over een glimwormpje, dat van kwaadheid zijn lichtje nog sterker liet stralen.
De hele nacht snelde de piepkleine schilder door het bos. Almaar vallen en weer opstaan. Waarheen? Naar huis durfde hij niet meer.
Het begon al licht te worden. Doodmoe en uitgeput stond de schilder aan de rand van het bos, vlak voor een groot veld. Verder, steeds verder! Daar liep hij al door het dichte gras. De schilder moest de sprieten en halmen, die wel vijf of zes keer zo hoog waren als hij, steeds opzij duwen. De rode klavers trilden als grote wollen ballen boven zijn hoofd. De grasklokjes leken nu wel echte kerkklokken, die tussen hemel en aarde hingen.
Opeens begon het gras erg te ritselen. Daar kwam een grote pad aangekropen! De schilder was bang dat hij door dat geweldige dier platgedrukt zou worden... Gauw liet hij zich op zijn buik vallen een schoot weg, onder blaadjes en bloempjes door. Gelukkig! Die vreselijke pad keek alleen maar even in zijn richting en strompelde weer verder. Zeker was het dier moe van zijn nachtelijke speurtochten en ging zijn slaapplaats weer eens opzoeken.
De zon klom hoger en hoger aan de hemel. De schilder verschool zich tussen de blaadjes van een paardenbloem. Bang bleef hij in zijn nieuwe schuilplaats liggen. Ja, bang kon hij zeker zijn. Geweldige kevers met sterke klauwen gonsden met veel gedruis in zijn buurt. Bijen en wespen waren ook al te zien... Die dieren zouden hem wel met één enkele steek kunnen doden... Zo'n grote kever wou hem misschien oppakken en door de lucht dragen?
Angstig wachtte de schilder af... Felle pijn! Wild sloeg het mannetje om zich heen. Een mug had zich vastgeklemd aan zijn rug en _ in de nek geprikt! Schudden en slaan hielp niet. Het monster stak en zoog maar, tot het genoeg bloed naar binnen had gewerkt. Eindelijk liet de mug zijn prooi weer los. Tevreden vloog het dier weg.
Wat werd de schilder moe, loom en vooral duizelig. Gauw moest hij plat gaan liggen, wilde hij niet als een blok omvallen. Daar lag de schilder helemaal versuft tussen de paardenbloemblaadjes. Langzaam verloor hij het bewustzijn. En wat beleefde die arme ziel in zijn geest? Hij wandelde tussen allemaal mooie vijvers. Het water was donkerblauw en mat. Heel hoog boven hem, bij de wolken, wiegden reusachtige bloemen heen en weer. Hoe hoog ze ook groeiden, steeds bedwelmden hun geuren haast de schilder. Ja, die geweldige kroonbladen maakten tezamen een roze schemer boven de vijvers. Uit het water doken mooie vissen op. Die dieren hadden vleugels! De vissen vlogen snel omhoog. Daar zigzagden ze tussen de wonderlijke bloemen door...
De schilder greep van verbazing met beide handen naar zijn hoofd. Maar wat gek was dat! Zijn hoofd voelde zo smal en puntig aan!
"Ik lijk wel een angel," dacht de schilder hevig verschrikt.
Het volgende ogenblik zweefde hij zomaar vanzelf door de lucht. Zijn hoofd, dat nu heus de vorm van een angel scheen te hebben, boorde zich overal een weg! Hij ging dwars door bloemstengels, die hier zeker zo dik waren als de stammen van oude beuken. Roetsj! Daar suisde de schilder door een paarse bloem heen, die toch wel zo'n sterke geur had! Hij zag alles voor zijn ogen ronddraaien... Het was net of hij door de bloem hard naar beneden werd geduwd: naar de vijvers toe, door het water heen. De schilder wist nergens meer van...



(wordt vervolgd)

Schrijver: Han Messie, 16 december 2014


Geplaatst in de categorie: kunst

4.3 met 3 stemmen 66



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Lilith de Wit
Datum:
19 december 2014
Spannend verhaal!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)