Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De dijken braken door

Het was verschrikkelijk. Op 1 februari 1953 was ik met verlof thuis. Ik was dienstplichtig soldaat ingedeeld bij de Luchtdoelartillerie en gelegerd in Arnhem, en woonde nog bij mijn ouders in Amsterdam. Op die dag raasde een hevige storm uit het noordwesten over ons land. Het zeewater was tot grote hoogte opgezweept door de springtij, want juist tijdens die storm stonden de zon, maan en aarde in één lijn, waardoor de aantrekkingskracht op het water heel groot was. Het is bekend, dat de maan op de aarde eb en vloed veroorzaakt, maar als de zon er ook nog bijkomt en het ook nog zwaar stormt, dan ontstaan er vreselijke hoge golven.

Mijn vader stemde de radio af op Hilversum 1. Plotseling werd het programma onderbroken voor een extra nieuwsbericht. De nieuwsdienst meldde het verschrikkelijke bericht, dat er dijken in Zeeland en Zuid-Holland waren doorgebroken en het woeste water het land binnen stroomde. De bewoners achter de dijken werden volkomen verrast door het stijgende water en konden geen kant meer op. Vluchten kon niet meer, dus moesten ze zich redden door naar de bovenste verdieping te gaan. Door de kracht van het water waren al verschillende huizen ingestort en kwamen mensen in het koude water terecht. Velen verloren daarbij het leven.

De berichten op de radio werden steeds onheilspellender. Ook kwam het bericht van Defensie door, dat alle militairen met verlof onmiddellijk moesten terugkeren naar hun kazerne. Ik trok mijn uniform aan en spoedde mij naar het Centraal Station en vertrok met de trein naar Arnhem. In de kazerne aangekomen moesten we meteen alle voertuigen en materiaal gereedmaken voor vertrek. Ik zat bij een zoeklichten batterij. Deze werden op trailers geplaatst, evenals de generatoren voor de opwekking van stroom.
In een lange colonne vertrokken we laat in de middag richting Zeeland. Toen we daar arriveerden was het al donker. Het stormde nog steeds. Regen en natte sneeuwbuien bezorgden de soldaten koude rillingen. Door de commandanten werden we naar verschillende bedreigde plekken gestuurd om bij te lichten met de zoeklichten. Ik kwam met mijn maten ergens op een dijk, waar door veel helpers en militairen zandzakken werden geworpen om het water tegen te houden. Het was geen pretje, want de storm raasde nog hevig en je had de grootste moeite niet omgeblazen te worden.

Natuurlijk werd je drijfnat van de regen en de sneeuwbuien. Omdat je snel werd verplaatst naar bedreigde plekken wist je op een gegeven moment niet meer waar je was. Ik kan mij nog goed herinneren, dat wij met ons materiaal op een dijk stonden en moesten wachten op nadere orders van de commandant. Helaas kwamen die niet meer door, want de verbindingen werkten niet. Dus waren we genoodzaakt daar te blijven tot het licht werd. Met het zoeklicht probeerde wij nog aandacht te trekken, maar dat hielp niet. We waren doodmoe geworden en sliepen in de koude overdekte wagen. Wel moesten wij van de wachtmeester, onze commandant, om de beurt wacht lopen op de dijk. Ik werd om vier uur in de nacht gewekt om wacht te gaan lopen. De wachtmeester ging met mij mee. We voelden ons in een benarde situatie, volkomen afgesloten van de bewoonde wereld.

Toen we daar op de dijk liepen zag ik tussen het drijvende hout, dode koeien, varkens en honden ook een handje van een mens boven het water uitsteken. De wachtmeester zag het ook. Met behulp van een lange stok konden we het naar ons toe trekken en tot onze schrik zagen we, dat het een overleden kind was van ongeveer tien jaar. Het was nog gekleed in een pyjama en daarover heen een jasje, kennelijk in de haast aangetrokken. We hebben het kind uit het water gehaald en naast onze wagen gelegd en toegedekt. Even later zagen we nog een kind drijven. Dat hebben we naast het andere kind gelegd. Allebei verdronken in het koude zeewater. Ik trok het me erg aan. Soms droom ik er nog van.

Toen het licht werd was de storm wat geluwd. We hadden nog steeds geen verbinding met onze kapitein, die op het vaste land was achtergebleven en belast was met de coördinatie van de verschillende onderdelen. Een vervelende situatie, want eten en drinken hadden we ook niet. Opeens hadden we geluk. In de verte op het water zagen we een boot varen van de Rijkspolitie. Met schreeuwen en gebaren probeerden wij hun aandacht te trekken, hetgeen gelukte. De politie gaf ons lichtsignalen en kwam naar ons toe. Een paar agenten gekleed in lange laarzen liepen door het water naar de kant. Wij lieten hun de verdronken kinderen zien. Ze waren ook diep ontroerd. Ze vertelden, dat ze al veel verdronken mensen hadden overgebracht. Ze namen de kinderen mee naar de boot. Ze beloofden ons contact te zoeken met onze commandant. Ik zie ze nog lopen die twee agenten, ieder met een dood kind in hun armen.

Later in de ochtend werden we opgehaald en konden eindelijk eten en slapen op strozakken in een schoollokaal. Daarna hebben we nog op veel plaatsen assistentie verleend en ook nog veel mensen van de daken gered, maar ook verdronken mensen meegenomen naar het vaste land. Achteraf vind ik het jammer, dat ik van de Zeelandramp geen dagboek heb bijgehouden, want dan had ik nog veel meer kunnen vertellen.

Pas na drie maanden zijn we na veel omzwervingen teruggekeerd naar de kazerne in Arnhem. Op 30 juni 1953 ben ik afgezwaaid. Van defensie heb ik nooit meer wat gehoord. Ook geen deelneming of een medaille, maar we waren blij hulp te kunnen verlenen.

Schrijver: kees niesse, 1 februari 2016


Geplaatst in de categorie: rampen

4.8 met 6 stemmen 251



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)