DE BOEDELVERDELING
Het regende pijpenstelen, dus het was een perfecte dag voor een gezellige boedelverdeling. De boedelverdeling, oftewel de erfenis van onze langstlevende ouder, die weliswaar geen rijk had nagelaten waar de zon nooit ondergaat, maar door spaarzaam leven — denk aan het in zeer dunne laagjes uitsmeren van schoensmeer en nooit meer dan één klein lepeltje suiker in de koffie — toch voor deze tijd een behoorlijk bedrag aan aardse, geldelijke goederen had vergaard in de zompige klei van onze delta.
Deze zin is bijna net zo lang als de kleine lettertjes van het testament, dat als eerste in de prullenbak ging, want: wie geeft erom? Mijn geliefde broers en zussen, die net als ik uit dezelfde nauwe tunnel naar deze wereld, waar je steeds wordt genept, zijn gekomen, zij het op andere tijdstippen, waren daar heel praktisch in, politieke beesten eerste klas dat ze waren.
En hoe kunnen broers en zussen zo van elkaar verschillen als wij? Ik had denk ik liever gehad dat ik enig kind was, dan was de erfenis ook groter geweest, denk ik er heel gemeen bij, want ik ben eigenlijk geen haar beter dan zij zijn, ondanks al het trotse berijden van het hoge morele paard. En dat besef en schuldgevoel maakt me nog meer vastberaden om deze slag niet te verliezen.
Er zal deze middag heftig gediscussieerd, ja zelfs gevochten worden om een lullig opschrijfboekje, waar mijn vader zakelijke dingen in opschreef. Er zal deze middag een plastic been van mijn moeder in een vuilcontainer worden gepropt. De schaamte is weg, maar ik besef het in ieder geval.
Mijn broer, ja, degene die het nodig vond om zonder ruggespraak een schaamteloze 60.000 euro te "lenen" door in te spelen op de gevoelens van mijn demente moeder, gaat deze middag na die confronterende onthulling heel hypercorrect een pakje superoude Duracell-batterijen 'eerlijk' verdelen, door aan iedere mede-erfgenaam één batterij per persoon toe te smijten van een afstand. Bij mij zelfs bijna recht in mijn gezicht. "Zo, eerlijk verdeeld," schmiert hij daarbij.
Is dit een uitnodiging tot een vuistgevecht of wat? Ja, ik heb hem als kind weleens een schop verkocht, maar dat valt volgens mij onder het hoofdstuk van hoe kinderen, met name jongens, onderling spelen. Maar blijkbaar ziet hij het anders.
Er is veel onopgelost oud zeer, de stukken liggen voor het oprapen, maar het zal nooit goed komen. Dit was het. Dit is het, het is voorbij. Je jeugd is voorbij. Het verleden is voorbij. Er is gestreden en geleden, en nu is de helft al dood. En doden kunnen geen ruzie meer maken. Ook kunnen doden niets meer goed maken.
Maar ik denk bij mezelf: dit is de laatste keer dat wij hier rond de tafel zitten. De gezamenlijke ontbijttafel. De tafel waarop ik legoauto's in elkaar zette. Waar ik later een carburateur uit elkaar haalde om schoon te maken met een oude stofdoek. Waar je in je hoofd de patronen in het vervaagd vinyl kon omtoveren in gekke combinaties als je lang keek tijdens het oplepelen van kippensoep.
Ben ik de enige die iets van melancholie, en zelfs een soort dankbaarheid en respect heeft voor mijn vader en moeder, lichtjaren geleden? Dat was dus het grootste verschil, ik was misschien meer een dromer, en de anderen meer doeners. Ze zijn ook allemaal rijker, met meerdere huizen zelfs, nou nou, poeh, poeh. Dan moet je zeker wel vechten om één theepotje, natuurlijk.
Maar voor het decennialang zorgvuldig bewaarde potje met de melktandjes van ieder kind, die heel praktisch allemaal bij elkaar in een flesje zijn bewaard, heeft niemand belangstelling. En het kon op de hoop: stortplaats volgens hen.
Nou, dan neem ik ze wel. Misschien, je weet maar nooit, kan een forensisch onderzoeker er later nog werkend DNA aan onttrekken, als ik misschien op mijn oude dag nog massamoordenaar wordt.
Of, kan, in de toekomst, van het DNA een nieuw gezin opgebouwd worden, maar dan één, waar wel harmonie leeft, en niet alleen op de foto's van verjaardagen.
We waren gezamenlijk, neem ik aan, als een speer door de eerste vijf stadia van rouw gegaan. U weet wel: schok, ongeloof, ontkenning, woede, verdriet, en uiteindelijk aanvaarding, en dat alles binnen een week.
Maar nu kwamen we bij het interessante gedeelte: wie kreeg wat, hoe en waarom?
Dit was een 'verjaardag' die je niet mocht overslaan, want her en der waren er al spullen geruisloos uit beeld verdwenen. "Ja, dit is mij destijds beloofd." "Ja, ik heb hieraan toen meebetaald." "Ja, daar heb jij toch niets aan; je woont in een klooster, dus jij hebt geen wasmachine nodig." Et cetera.
Maar ik was de wijste en besloot gewoon nergens om te geven. Als morele winnaar gaf ik geen fuck om geld of goederen en verlaagde ik mij niet door te ruziën over een theelepeltje van koningin Juliana, ook al had ik er goede herinneringen aan. Wat maakt het uit? Ik had zelfs goede herinneringen aan het roestig geworden nootmuskaatraspje, dat nu geurend, inclusief zijn half afgeschaafde noot, in de la lag voor de gelukkige winnaar van de nostalgie-bingo. We hadden destijds niet eens genoeg bloemkool gegeten om zelfs maar één muffe muskaatnoot erdoorheen te jassen, kun je nagaan hoe zuinig het er aan toe ging.
"Ik moet die rasp hebben", dacht ik nog. Ik ruk hem desnoods uit de vette, eeltige vingers van mijn botte broer, maar ik zal dit kleinood met zijn schattige roestsproetjes redden van de ondergang en vergetelheid.
Ik hoorde dat mijn andere broer een onderhandse lening had losgefoetseld van mijn demente moeder voor een bedrijfsloods, zodat hij nu helaas moest bekennen dat de verdeling van de geldelijke erfenis wat scheef liep. Maar dat hij bereid was tot een oplossing via een tienjarenplan.
Ik knapte inwendig zowat van woede en haat, maar oké, ik dacht: dit is de laatste keer, hierna zullen jullie mij nooit meer zien. Ik laat het maar; ik verlaag me niet tot hun niveau. En vervuld met zulke moreel superieure gedachten verbeet ik de pijn en schaamte.
Geplaatst in de categorie: familie