Theodoor
De deur van het buurthuis piept als hij hem openduwt. Zoals altijd is hij de eerste.
Uit de meterkast pakt hij een flacon smeerolie en een doekje. Hij smeert alle drie de scharnieren in.
Daarna tilt hij de stoelen van de tafels, haalt een vochtige doek over de tafelbladen, zet kopjes klaar op een dienblad en stapelt bokkenpootjes op een bord. Hij zet een ketel theewater op het vuur en vult het reservoir en het filter van het koffieapparaat.
Mevrouw De Wilde is de eerste die binnenrolt achter haar Rollator Quattro. Ze draagt een paarse muts met een pompon die bijna net zo groot als haar verschrompelde koppie is.
‘Goedemorgen mevrouw De Wilde. Wilt u vandaag fijn bij het raam zitten?’ vraagt hij.
Ze knikt. Hij helpt haar uit haar jas en hangt die op de kapstok. De muts stopt hij in een van de jaszakken.
Even later druppelen de anderen binnen. Begroetingen, een tikkende wandelstok, schrapende stoelpoten, gehoest en geritsel van plastic tasjes.
Hij schenkt koffie en thee, gaat rond met de bokkenpootjes.
Meneer Jansen moppert tegen hem dat de thee niet heet is. Hij haalt een nieuwe kop.
Een jonge vrouw komt binnen met een kind aan haar hand. Ze draagt een zware tas en onder haar arm klemt ze een pak closetpapier. Hij staat op, pakt de tas aan, wijst haar een tafeltje waar nog twee stoelen vrij zijn.
‘Hoi lieverd,’ zegt hij tegen de kleine, ‘jij lust vast wel een glaasje limonade. En natuurlijk ook zo’n gezellig koekje.’
Tijdens het sjoelen stapelt hij de stenen op en houdt de score bij als mensen daar moeite mee hebben.
Als iemand niet op de naam van een acteur kan komen – “die met die snor, een Egyptenaar” - zoekt hij hem op zijn smartphone op.
Als de anderen vertrekken, wast hij de kopjes af. Sommigen groeten, enkelen bedanken, de meesten vergeten het.
Na de afwas frist hij de twee toiletten op. Dan sluit hij af.
Bij het zebrapad blijft hij staan voor een oude man met een rollator. Wacht tot ze samen kunnen oversteken.
In de overvolle bus biedt hij een vrouw met een vermoeide blik zijn zitplaats aan. Ze glimlacht even. Hij knikt.
Thuis – een flat driehoog, geen lift – zet hij de radio aan. Hij eet wat soep, doopt er twee droge boterhammen in. Hij begint aan een nieuw hoofdstuk in een detective, maar valt al gauw in slaap.
De volgende ochtend is hij vroeg op. Hij veegt en dweilt het trappenhuis.
Geplaatst in de categorie: individu