Het vakantiehuisje
Ze zet de koffie neer. Daarna de stukken boterkoek op een servet. Buiten bewegen de dennen.
‘Suiker?’
Hij schudt zijn hoofd. Zijn hand trilt.
De klok tikt.
‘Misschien straks een wandeling,’ zegt ze.
‘Misschien.’
Een koekoek roept.
Ze strijkt over haar bovenbenen.
‘Ik zag gisteren een ree.’
Hij zwijgt.
‘Een mannetje. Dichtbij.’
‘Zo.’
Ze vouwt het servet.
‘Eerst eten straks?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Misschien.’
Een auto start.
‘Je bent moe,’ zegt ze.
‘Ja.’
De koelkast slaat aan.
Hij kijkt naar buiten.
‘We wisten het al.’
Ze knikt.
Twee eksters vechten in het gras.
‘We lopen straks naar het meer,’ zegt ze.
‘Goed.’
Ze lopen langs de beek.
Hij ademt zwaar.
‘Even rusten?’
Hij schudt zijn hoofd.
Het water ruist. In het struikgewas ritselt het.
‘Mooi hier.’
‘Ja.’
Zijn passen worden korter.
‘We kunnen omkeren.’
‘Nee.’
Vogels vliegen op.
Ze blijven staan.
‘Even zitten?’ Ze wijst naar een bank.
‘Even.’
Hij zakt neer.
De zon drijft op het water.
‘We kwamen hier vaak.’
Hij knikt.
‘Morgen weer?’
Hij zwijgt.
Ze kijken.
‘Het is goed zo.’
‘Ja.’
De lucht kleurt.
Ze lopen terug.
Bij de deur staat hij stil.
‘Binnen of buiten?’
‘Binnen.’
De koffie loopt door. Hij sluit zijn ogen en ademt diep in.
Ze leunt tegen het aanrecht en kijkt naar buiten.
‘De wind is gaan liggen.’
‘Oh.’
Ze schenkt koffie.
‘Wil je er iets bij?’
‘Nee.’
Ze zitten ieder aan een kant van de tafel.
Het licht trekt zich terug.
‘Morgen wordt het warmer.’
‘Oké.’
De klok tikt.
‘Ik ben moe.’
‘Naar bed?’
‘Straks.’
Ze legt haar hand op de zijne.
‘Vroeger bleven we zitten tot het aardedonker was. Soms zagen we de Melkweg.’
‘Ja.’
‘Dat was mooi.’
‘Dat was mooi.’
Geplaatst in de categorie: emoties