Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Bezoek aan een holwoning

Na een busreis van zevenhonderd kilometer bereiken we eindelijk Matmata, gelegen aan de rand van de woestijn. Het Berbervolk dat hier leeft, woont nog in holwoningen en wij gaan zo'n woning bekijken.
Van de ijskoude airconditioning die ons deed overleven in de bus, stap ik op gloeiend heet zand, dat mijn schoenen haast in brand zet.
Onder een olijfboom zitten een stuk of tien mannen te praten en te spelen. Hun gezichten zijn gerimpeld en zo bruin als bonen in een blik. Op hun hoofd de traditionele zwart-witte sjaal. Naast hen, in de kokende hitte van de Tunesische woestijn liggen de kamelen.
De mannen hebben hun spel beëindigd en dwingen de 'jemils' op te staan, wat ze, na een paar klappen op hun kont, met tegenzin doen. Wij krijgen de grootste kameel toegewezen. Als hij opstaat, kukel ik er bijna af. Ik heb het gevoel dat ik, of ik wil of niet, heel Tunesië bij elkaar schreeuw. De mannen kijken lachend mijn kant op en maken opmerkingen die ik niet versta. Ze zullen dit tafereel vast vaker meegemaakt hebben! De baas vraagt om mijn fototoestel en vereeuwigt ons.

Dan zet het schip van de woestijn zich in beweging en we schommelen van links naar rechts door het Tunesische land. Volgens mijn partner moet ik 'gewoon' meegeven, wat ik dan maar probeer. Helaas, als ik naar beneden kijk verdwijnt dat voornemen en tracht ik, stijf als een lantaarnpaal, mijn evenwicht te behouden. Wij kijken hoog boven iedereen uit en na enige tijd krijg ik belangstelling voor mijn omgeving. Zover ik kan zien zand, zand en nogeens zand. In de verte een rij heuvels, het Atlasgebergte. Dit surrealistisch aandoende landschap vormde het decor voor de film "Star Wars" werd ons verteld. Ik vraag aan de man die naast ons loopt hoe de kameel heet. "Misso," zegt hij. Als ik vraag of het een man of een vrouw is, is het antwoord: "Een man." Hij lacht: "Is good?" Ik knik: "Good." Zijn lach wordt nog breder en hij pakt me bij mijn enkel, die hij niet meer los zal laten. 'Niet nodig' denk ik, 'ik ben niet bang meer'. Doch, als ik zie waar we heen gaan, breekt het zweet me, letterlijk, uit. We moeten een berg op. Het ellendige is dat we, eenmaal boven, ook weer naar beneden moeten. Ik weet dat het tegenstrijdig klinkt, maar ik begin te genieten. Het is een fantastisch avontuur! Ik waan me in een bijbels prentenboek. Als we bij het eindpunt aankomen, herhaalt het ritueel van het vertrekpunt zich, maar nu in omgekeerde volgorde. De baas helpt me mijn been van Misso's rug te krijgen. En Misso? Die rent zo hard als hij kan naar een groepje olijfbomen en gaat heerlijk in de schaduw liggen.
Vergeet het maar Misso! De baas holt naar hem toe, maakt wilde gebaren en scheldt en tiert. Maar Misso denkt: bekijk het maar. Hij schudt briesend zijn kop heen en weer en vertikt het om op te staan. De baas en zijn kameel: ze hebben duidelijk ruzie. Misso krijgt klappen en duwen en geeft het, waarschijnlijk denkend aan zijn avondmaal, spugend en mopperend, op. Hij moet de kokende hitte in en de mannen gaan onder de bomen zitten.

We lopen verder, terwijl de koperen ploert zijn werk doet. Hij brandt en brandt en brandt...
en ik zie mijn metgezel in het zand bijten. Zijn concentratie was even weg en hij is in een kuil gestapt. Strompelend gaat hij verder. Vlak daarna staan we op een 'riad' (binnenplaats) met in het midden een opslag voor het kostbare vocht: water. Rondom bergen met grote gaten erin, de ingang van de holwoning. In deze bergen bevinden zich nog zo'n zevenhonderd holen, voor de helft bewoond. Ze zijn destijds gegraven door een Berberstam, berucht om zijn plunderingen: de Hammama des Matmata. De huidige woningen dateren uit de negentiende eeuw. We gaan achter elkaar, bukkend, naar binnen. De ruimte die we betreden is veel groter dan ik gedacht had en ook veel comfortabeler. We komen in een grote eetkamer met keuken, waar diverse ijzeren potten en lepels staan en liggen. De volgende ruimte is een slaapkamer. Een kleurrijke deken bedekt het tweepersoons bed en het is er super schoon. Tenslotte zien we een soort bergruimte en nog een kamer. Alle muren zijn wit gepleisterd. In vergelijking met buiten is het hier koel. Het hele jaar door heerst er een temperatuur van zeventien graden.

Ik ga op de foto met Fatima, die graan zit te malen. Haar handen zijn beschilderd met henna en ze is behangen met sieraden. Zoals alle Berbers draagt ze kleurrijke kleding. Na haar wat geld gegeven te hebben gaan we terug naar de kamelen. De hitte lijkt nog ondraaglijker geworden. Uitgeput komen we eindelijk bij Misso aan, die nog niet over de vernedering heen is en niet overeind wil komen. Hij krijgt er weer van langs en na duwen, porren en schelden lukt het. Ik kan nu beter opstappen want de baas heeft een lus gemaakt waar ik mijn voet in kan zetten. De reis terug gaat prima. Ik vind het heerlijk! Ik praat tegen Misso en geeft klopjes op zijn nek. Hij heeft mijn hart gestolen. Prachtig, die eigen wil. Misso luistert naar mijn stem, spitst zijn oren en draait zijn kop half om waarmee hij wild begint te schudden. Ik schrik me een hoedje en houd verder mijn mond. Als we weer op de grond staan neem ik noodgedwongen afscheid van mijn nieuwe vriend. Ik klop hem op de rug en zeg dat hij lief is. De baas knikt: "Good." We stappen in de bus en zwaaien naar de mannen, die vrolijk terug zwaaien. Ze zitten weer onder de olijfboom en wachten op de volgende groep toeristen.

Schrijver: Lena, 30 augustus 2004


Geplaatst in de categorie: reizen

3.8 met 8 stemmen 1.139



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)