Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Kinderen op tuinbezoek.

Mee op tuinbezoek: netjes aan de hand, slenteren óp de paadjes en niet in het hoge gras lopen, geen verstoppertje spelen in de tuin en zeker niet jengelen met een pruillip. Je zal maar kind wezen en mee op tuinbezoek moeten!

‘Moet ik nu lachen of huilen’, dacht ik toen tijdens onze laatste open tuindag in september een drie generatie familie binnenstapte. Bijna een familiefeest leek het, verhuisd naar onze tuin. Een schare kinderen liep voorop, zo recht de tuin in. Dan volgden de volwassenen, en de grootouders bengelden wat achteraan, want ze waren niet meer zo goed te been. Met een wandelstok trachtten ze hun stamboom te volgen.
‘Kinderen aan de hand’, had mijn man wat dwingend tegen de ouders gezegd. Dat gingen ze ook doen, zeiden ze terwijl ze elk hun kroost bijeen riepen.
Ze hebben hun best gedaan, de ouders, maar de bende was te groot.
Ik heb ze niet kunnen tellen, al die bengels.
Ik herinner mij een groepje van drie stoere jongetjes waarvan er één een stok bij zich had waarmee de buxushaag te lijf werd gegaan. Die buxus stond op zijn heuphoogte en hij zag er duidelijk de vijand in. Enkele kwebbelende meisjes stonden wat verderop aan het vijvertje. Eentje schrok van een libelle, deed een stap achteruit en plofte beduusd met haar achterwerk in de bloempot met margrieten. Even later passeerde ik een lege dubbel- wandelwagen. Toen ik er indringend naar keek riep de vader verschrikt naar twee peuters die aan de rand van de poel stonden te kijken: ‘Hier komen!’
Door dit alles werd ik een beetje boos, en als ik boos ben staat dat erg duidelijk op mijn gezicht af te lezen, zegt mijn man. Ik heb de vader gewezen op het gevaar van poelen met kleine kinderen. Hij excuseerde zich wel driemaal, zodat ik denk dat mijn gezicht en mijn stem wel erg nijdig leken.
Toen zag ik een hummeltje dat zijn eerste stapjes deed. Het kirde verrukt naar de hoge grassen en waggelde naar het fluitekruid en de beemdooievaarsbek die aan de rand van het weggetje groeien. Hij graaide naar al dat moois…, wankelde…, en nog vóór zijn moeder hem kon opvangen viel hij languit in de bloemenwei. Hij weende niet, maar bleef kraaiend liggen kijken naar de grassenweelde, en ik voelde mijn gezicht en mijn humeur aangenamer worden.
Want is het niet mooi dat een klein mensje zijn eerste stappen in je tuin zet? En is het niet logisch dat een weiland de plaats is waar automatisch de handen worden losgelaten, en waar kinderen- en ook grote mensen - op ontdekking gaan?

’s Avonds dacht ik aan al dat jonge geweld in mijn tuin.
En ik maakte de balans op van alle bezoekers die we dit jaar mochten ontvangen.
Ik dacht aan de dame die me enthousiast kwam vragen naar de naam van de roos ‘Blanc Double de Coubert’ die ze in haar hand had…, geplukt.
Ik kreeg een wrang gevoel bij het beeld van de hautaine man die zijn beurt niet afwachtte aan de kassa, maar zwaaiend met zijn gratis toegangskaart en sigaret in de mond de tuin inliep, en die even verderop zijn sigarettenpeuk in de cotoneaster smeet.
Ik schrok bij het tellen van het aantal keren waarop mensen me een geplukt blaadje veldesdoorn hebben voorgeschoteld omdat ze dachten dat het een eikenblaadje was. “We vinden die haag achteraan in uw tuin toch zo mooi”, zeiden ze met het blaadje in de hand.
En de twee dames die, in de border tussen de grassen, stonden te redetwisten over het beugelen van planten. Ze gingen eens ‘kijken hoe dat hier is gebeurd’.
Ik denk dat ik volgend jaar een bijkomend plaatje zet: ‘ouders aan de hand’.

Schrijver: Greet Berghmans, 23 september 2004


Geplaatst in de categorie: kinderen

2.1 met 23 stemmen 2.329



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)