Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Over de transcendentie van het Opperwezen

Uit wat bijbelauteurs in het Oude en Nieuwe Testament over God hebben gezegd, valt geen eenduidig godsbeeld af te leiden. Soms is er sprake van een menselijke gedaante, soms ook van een engel of van een stem of van een vuur of van nachtmerrieachtige droombeelden. Ook vinden we uiterst abstracte aanduidingen: het woord, het licht, de liefde, de weg, de waarheid, het leven, de alfa en omega, de ware wijnstok, het brood des levens enz. Met name het Nieuwe Testament echter roept vooral een beeld op van God als vader, in het bijzonder van "de" zoon, Jezus, maar daarnaast ook van alle mensenkinderen. Dat is, zou je zeggen, niet iets om moeilijk over te doen. Wie het vaderbeeld accepteert, heeft dan tenminste iets concreets voor ogen en kan (aangenomen dat hij/zij zelf een liefhebbende vader heeft of heeft gehad) God vereenzelvigen met iemand die je liefheeft, die je kunt vertrouwen, die het beste met je voorheeft, bij wie je om raad kunt aankloppen en die je zo nodig kan beschermen en beveiligen.

Maar is zo'n antropomorf beeld van God in onze tijd nog redelijk aanvaardbaar? Typisch voor deze godsvoorstelling en de daarmee samenhangende opvattingen over het godsbestuur zijn immers de evidente innerlijke tegenstrijdigheden. Het is merkwaardig dat mensen bereid zijn in "geloof" (op gezag van geestelijke leidslieden) zulke tegenstrijdigheden kritiekloos te aanvaarden. Om maar wat te noemen: een almachtige Schepper van hemel en aarde die alles bestuurt, maar die toch niét verantwoordelijk is voor kwaad, lijden en onvolkomenheden; een persoonlijke God die een en al vaderlijke liefde en barmhartigheid is jegens zijn mensenkinderen, die ieder van hen bij name kent en ieders leven leidt, maar die (hoewel daartoe bij machte) niét verhindert dat miljoenen door ziekten, natuurgeweld of medemensen een afgrijselijke dood vinden; een God die één is, maar ook Vader, Zoon en Heilige Geest en waarvan de Zoon niét beschikt over de kennis van de Vader; mensen met een door God voorbeschikt lot, maar tóch met een vrije wil en eigen verantwoordelijkheid; een ziel die onstoffelijk is, maar die tóch duur en plaats heeft; een hiernamaals waar alles volmaakt is (dus waaraan per definitie niets meer behoeft te veranderen), maar waar toch alles vol leven en beweging is. Dit is maar een kleine greep, waaraan legio voorbeelden kunnen worden toegevoegd.

Wie God beschouwt als hoogste, heiligste en fundamentele werkelijkheid, onbegrensd in ruimte en tijd, elk voorstellingsvermogen overstijgend, kan niet (zoals wél gebeurt) tegelijkertijd proberen zich van die transcendente God een beeld te vormen, hem te determineren en zijn handelen te analyseren, te beoordelen en eventueel te rechtvaardigen. Dit laatste (God tot object van ons onderzoek en onze beeldvorming maken) is immers alleen mogelijk als we menen God binnen onze tijd-ruimtelijke werkelijkheidsbeleving te kunnen trekken, dus als we uitgaan van een antropomorf godsbeeld en daarmee impliciet concessies doen aan zijn absolute transcendentie. Ook de vaststelling dat het aantal godsbeelden onder de mensen een veelvoud is van het toch al grote aantal godsdiensten, vormt er een aanwijzing voor dat ieder godsbeeld onwaarschijnlijk en in elk geval onbewijsbaar is. Niettemin blijkt uit het feit dat wij bij ons spreken over God persoonlijke voornaamwoorden plegen te gebruiken (wat ik hier zelf ook doe), dat wij er moeite mee hebben anders dan in persoonsvormen over "Hem" te denken.

Ik wil mijn opvatting over de relatie God/mens proberen te verduidelijken met de volgende (metaforische) analogie.
De transcendentie van een Opperwezen dat een universum heeft gecreëerd en omspant dat een diameter heeft van naar schatting zo'n 18 miljard lichtjaren en dat ruw geschat zo’n honderd miljard galactische stelsels omvat, elk met zo’n honderd miljard sterren, de transcendentie van dat Opperwezen ten opzichte van mij is enigszins te vergelijken met de transcendentie van mij ten opzichte van één van de circa 10 biljoen lichaamscellen waaruit ik besta.
Gesteld nu dat mijn lichaamscellen op hún niveau over individualiteit en zelfbewustzijn zouden beschikken en zouden kunnen nadenken over mij als hun "Opperwezen". Zij zouden zich dan over míj de vraag kunnen stellen: is Hij een Persoon of een Kracht? En ook zouden zij dan als volgt kunnen redeneren: "aangezien wij als individuele lichaamscellen persoonlijkheid bezitten, moet ons Opperwezen, gesteld dat Hij een Kracht is, mínstens ook persoonlijke eigenschappen bezitten".

Voor die redenering van mijn lichaamscellen zou best iets te zeggen zijn, mits zij zich maar realiseren dat er bij het door hen veronderstelde "Opperwezen" sprake is van supra-personalisatie. Daarmee bedoel ik, dat de "persoonlijkheid" van dat "Opperwezen", resulterend uit de georganiseerde samenwerking van biljoenen cellen, zoveel complexer is dan de "persoonlijkheid" van elk van de cellen afzonderlijk, dat deze zich van die overstijgende persoonlijkheid (gesteld dus dat ze in staat zouden zijn erover na te denken) absoluut geen reële voorstelling kunnen maken. De afstand in niveau tussen mij en de cellen en organen waaruit en waardoor ik besta, is er de oorzaak van dat er geen rechtstreekse communicatie mogelijk is tussen mij en mijn lichaamscellen. De communicatie tussen cellen onderling en tussen cellen en organen én de beïnvloeding of sturing ervan ligt besloten in en wordt beheerst door het feed-back systeem van mijn zelfregulerende organisme.

Ik geef deze vergelijking, zoals gezegd, met het oog op de door mij veronderstelde relatie God/mens: de mens als (relatief eenvoudige) individuele persoonlijkheid tegenover het "Opperwezen" als een slechts in abstracte termen aan te duiden, alle materie en geest omvattende, beheersende en overstijgende Kracht. Die Kracht bezit, naar ik op grond van bovenstaande redenering moet aannemen, óók persoonlijke eigenschappen. Maar ik besef dat de aard, het wezen, de complexiteit, de reikwijdte, de dimensies etc. van die "persoonlijkheid" voor mij transcendent, dus ten enenmale onvoorstelbaar zijn. En evenzeer besef ik dat wat we "het godsbestuur" noemen (de wijze waarop "Hij" de schepping doordringt en tot verdere ontplooiing brengt) niet met menselijke maatstaven kan worden geanalyseerd, beoordeeld en veroordeeld of gerechtvaardigd.

Schrijver: N. Wamelink, 3 november 2004


Geplaatst in de categorie: religie

1.8 met 12 stemmen 927



Er zijn 3 reacties op deze inzending:

Naam:
Brenda
Datum:
9 november 2004
Email:
floddertjeshome.nl
Ik vind het jammer te moeten zeggen maar ook ik vind je stuk niet makkelijk leesbaar. Het hele verhaal is zo overvol moeilijke woorden en termen dat het afleid van het totaalbeeld. Natuurlijk is het fijn als je zoveel kennis van de Nederlandse taal hebt. Helaas is dat niet iedereen gegeven (ook mij niet) en ik kan me voorstellen dat mensen hierdoor al snel afhaken. Het is namelijk altijd prettiger om te snappen wat je leest. Ik ga ervan uit dat je schrijft om mensen een mening te ontlokken. Te weten hoe een ander over dingen denkt. Ik denk dat je meer zou kunnen bereiken met een wat simpeler taalgebruik.
Naam:
N. Wamelink
Datum:
4 november 2004
Email:
Shivabimla vindt mijn artikel "ronduit onleesbaar". Jammer voor Shivabimla. Ik kan hem maar één raad geven: leer alsnog lezen.
Naam:
Jerry Panday
Datum:
3 november 2004
Email:
jerrypandayhotmail.com
Ronduit onleesbaar!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)