Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Roodborstje is haar naam. (1)

Het moest nog leven, anders had het wel op zijn rug gelegen, maar ik zag het nauwelijks ademen. Van de weeromstuit hield ik zelf de adem ook in. Ging dit wel goed? Wat subtiele trillinkjes in het kleine lijfje gaven me hoop.
"Sufkopje, je weet toch dat roodborstjes tíkken tegen het raam", fluisterde ik binnensmonds. Onderwijl verwonderde ik me erover dat zo'n klein wezentje zo'n harde bons tegen het raam kon veroorzaken en dan óók nog weg kon vliegen, want daar maakte het inmiddels aanstalten toe. En ja, daar ging het. Het vloog even een veilige struik in en toen definitief mijn gezichtsveld uit. Ik kon weer ademhalen.
Het beestje had zich waarschijnlijk vergist doordat het huisje en de hele omgeving waren bedekt met een laagje sneeuw. De verhoudingen waren zoekgeraakt.
Het was begin maart en er lag hier in de buurt van Winterberg nog heel wat. Als ik schuin uit het raam keek, kon ik in de verte de piste zien. Het zag ernaar uit dat dit het laatste weekend zou worden voor wintersporten dichtbij huis. Het was er druk met voornamelijk Nederlanders. Niet alleen op de piste trouwens, de hele omgeving bruiste van leven. Overal toeristen. Voor mijn man en ik, die regelmatig in deze periode een weekje of weekendje in dit huisje vertoeven, een vreemde gewaarwording. Normaal is hier geen kip te zien en dat is ook eigenlijk onze bedoeling.
Want hier willen we: stilte. We willen wandelen, lezen, lezen, lezen, slapen en eten. En verder niks. Eén, twee, desnoods drie boeken in één ruk uit. Dat willen we. Hooguit muziek in de cd-speler, maar het mag ook zonder. Zonodig de houtkachel aan, maar liever niet, dat geeft maar werk. We gaan uit eten, want we willen geen boodschappen doen. Brood nemen we mee van huis. Soms vergeten we zelfs te gaan eten, dan blijft het bij brood en cup-a-soup. Ook best.
Deze keer werden we afgeleid door alle drukte om ons heen. Omdat ik een Duits "maatje" heb, leek het een goed plan om eens naar het 60 kilometer verderop gelegen Marburg te rijden om kleding te kopen.
Een aantal jaren geleden waren we daar al eens. Een leuke pittoreske studentenstad. Kleine hellende straatjes met leuke winkeltjes in de Oberstadt. De grotere warenhuizen zijn op een lager niveau via enkele trappetjes te bereiken. Eeen heuse burcht kijkt uit over de stad.
De route ernaar toe was prachtig. Eeen schitterend besneeuwd landschap. De zon stond stralend aan de hemel. We zagen door de honger gedreven reeën vanuit hun veilige schuilplaatsen in de open velden zoeken naar voedsel. We verbaasden ons weer over de grote boerderijen, die als Limburgse hoeven om hun binnenplaats gebouwd zijn, en dicht naast elkaar als in een straat met rijtjeshuizen gesitueerd liggen. Sommige keurig onderhouden andere zwaar verwaarloosd en rommelig.
Achttien jaar geleden al hingen er overal leuzen en cryptische "hartenkreten" met de roep eindelijk eens een rondweg aan te leggen, zodat deze levensgevaarlijke weg niet meer rakelings langs hun huizen zou lopen. Althans autovrij zou worden gemaakt. Helaas voor hen steekt Duitsland zijn pecunia tegenwoordig vooral in herstellingsprojecten in de DDR.
Ook in Marburg was het druk. Maar nu was het leuk. In zulke kleine winkelstraatjes hoor je mensen te zien. We scharrelden wat rond, namen koffie met gebak in de Konditorei en gingen de trappetjes af naar het moderne warenhuis dat erg op onze Bijenkorf lijkt.
Het was koud, zeven graden onder nul gaf de buitenthermometer aan. Het voelde kouder. Er stond een snijdende wind.
Het was dáár dat ik haar zag zitten: een ongelooflijk miezerig wezentje. geen kind meer, eerder een vrouw van een jaar of 30. Broodmager, Blond piekhaar. Het opvallendst aan haar waren die spiksplinternieuwe bergwandelschoenen. Enorme schoenen aan schokkend dunne bij de knieeën opgetrokken beentjes. Ze schurkte met haar rug tegen het raam van het warenhuis. Alsof ze door het raam naarbinnen wilde. Wie heeft haar in vredesnaam die schoenen gegeven?, ging het door me heen. Een daad van liefde? Ik had het idee dat die dingen haar als betonblokken aan de aarde klonken. Loodzwaar. De gedachte dat ze ze gestolen kon hebben, verwierp ik meteen. Ze keek schichtig vanonder haar pieken van links naar rechts beneden haar. Ze keek niemand aan. Vroeg niet om geld, niet om eten. Hooguit om warmte. "Laat mij erin", hoorde ik in mezelf.
Iedereen liep langs haar heen. Wij ook. Ik ook.
Na enthousiast winkelen, ik was nog uitermate geslaagd ook, liepen we naar de bovenetage, waar we via een enorm raam een schitterend uitzicht hadden op de burcht en de stad. Het meisje beneden schoot me weer in gedachten. Mooi uitzicht, maar háár beneden, zag je niet. Niemand zag haar.
Voor het naar buitengaan zag ik haar van binnenuit tegen het raam duwen. Een aanklacht.

Schrijver: Rina van Dijk, 20 maart 2005


Geplaatst in de categorie: maatschappij

3.7 met 3 stemmen 646



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)