Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Nummer drie

Bep en Bert woonden nu al zo’n jaar of tien aan een pleintje met rondom gebouwde woninkjes. Een dorpje middenin de stad. De bewoners waren allen oudere echtparen waarvan de kinderen allang uit huis waren, evenals die van Bep en Bert.
Het had een onwrikbaar levenspatroon, het pleintje.
’s Ochtends na het boodschappen doen ging Bep steevast met de andere vrouwen koffiedrinken, de prestaties van hun kleinkinderen met elkaar vergelijkend.
Bert ging dan met de andere mannen naar koffiehuis De Poort, aan de leestafel elkaar hardop voorlezend en fel discussiërend.
’s Middags waren de echtparen op zichzelf, de vrouwen bezig met het huishouden, de mannen met knutselen of puzzelen.
Op de avonden van deze snikhete zomer zat iedereen voor de deur van hun woninkje, over en weer elkaar iets toeroepend. Af en toe werd er gebarbecued. Het stadsverkeer vormde daarbij een geruststellend geruis op de achtergrond.
‘We wonen hier maar best,’ zei Bert af en toe zelfgenoegzaam.
Bep was het hartgrondig met hem eens.

Aan deze zeer bevredigende stand van zaken kwam een onverwacht einde toen de heer Bartels bezweek aan de hitte. Zijn vrouw volgde hem niet lang daarna.
‘Nummer drie staat nu leeg, ik ben benieuwd wie er gaan wonen,’ zei Bep bezorgd tegen de andere vrouwen. Ze staken hun hoofden bij elkaar.
‘Nummer drie staat nu leeg, ik ben benieuwd wie er gaan wonen,’ zei Bert bezorgd tegen de andere mannen. Ze staken hun hoofden bij elkaar.

Allen hoopten slechts op een echtpaar dat hun maatstaven deelde.

Lang werd hun nieuwsgierigheid niet op de proef gesteld; op een dag manoeuvreerde een verhuiswagen omzichtig het pleintje op en stopte voor nummer drie. De buurt loerde met argusogen vanachter hun vitrages.
Uit de auto stapte behalve de bestuurder een lange, lichtblonde man van een jaar of veertig. Hij leek niemand op te merken, de buurt zag hem enkel iets zeggen tegen de bestuurder. Samen liepen ze naar de achterkant van de verhuiswagen, maar hoe scherp men ook toekeek, niemand kreeg veel te zien.
‘Een kale neet,’ zei Bep. ‘En waar blijft zijn vrouw?’
Bert mompelde iets, twijfel in zijn stem.

Bert kreeg gelijk met zijn nauwelijks verwoorde twijfel; de vrouw van meneer kwam niet. Niet nu, niet de dag daarna, noch de daarop volgende weken.
Niet alleen kreeg het pleintje geen vrouw te zien, maar ook de man zag men maar een keer per dag. Iedere morgen fietste hij naar de stad. Boodschappen doen… en misschien ook wel…
Het woord pornovideotheek gonsde over het pleintje – wat zou het anders moeten zijn, te meer omdat die altijd nors kijkende eigenheimer zijn ramen met kranten had afgeplakt.

‘Het stinkt daar als je er langs loopt,’ zei Bep op een dag.
‘Beppie meid, denk jij wat ik denk?’ vroeg Bert.
Een beetje bevreesd keken beiden elkaar aan. Eendrachtig liepen ze naar nummer drie. Bep belde. Geen gehoor. Bert tikte tegen het raam. Geen gehoor. Thuis belde Bert de politie en ging Bep het hele pleintje langs, haar gemoed luchtend.

Wat er aan de hand was, stond de volgende dag in de krant: de politie had de man gevonden, dood, met zijn lid in zijn handen.

Een week later vond het pleintje dat het lang genoeg de eer bewezen had en werd er een barbecue georganiseerd.
‘Ik ben benieuwd wat er nu op nummer drie komt te wonen,’ zei Bep.
Een grafschrift waarmee het hele pleintje laatdunkend instemde.

Schrijver: Femmy, 27 juli 2006


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

1.5 met 2 stemmen 739



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)