Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De duivelskunstenaar - deel 2

Aan de muur boven zijn bureau hing een groot aantal foto's van personeelsleden. Daarvan had hij stuk voor stuk de achtergrond weggeknipt, zodat er een soort groepsfoto was ontstaan, een mozaïek van lachende en ginnegappende broeders, zusters, co-assistenten en psychiaters, sommige in witte jas, andere in vrijetijdskleding.

Daaronder, op zijn bureau, lagen verschillende voorontwerpen, getekend met dunne potloodlijnen. Trots liet hij mij zijn verzameling zien. "Overmorgen kan ik eindelijk beginnen met olieverf. Maar dat doe ik niet hier, daarvoor heb ik in deze kamer te weinig ruimte." Hij pauzeerde even en keek mij onderzoekend aan.

"Kun je geheimen bewaren?" Ik knikte, want als het moet kan ik zwijgen als het graf. "Akkoord. Het doek, waar ik de voorontwerpen op overbreng, heb ik opgespannen op een tafelblad, in de bergruimte van het theehuisje. Die heb ik gekraakt. Er komt toch nooit iemand in. Zo kan ik er ongestoord aan werken. Geen gesodemieter met de verpleging, niemand kan me daar zien. Overmorgen kan ik daar beginnen."

Sinds die avond waren we onafscheidelijke vrienden. Voorzover mijn bezigheden overdag het ook maar enigszins toelieten wipte ik even bij hem aan. Omzichtig sloop ik dan naar het theehuisje. Eerst klopte ik driemaal op het kelderraam. Dan deed ‘ie een luikje open, waar ik me slechts met de grootst mogelijke moeite doorheen kon wringen. Soms bleef ik er een hele avond, zolang het nog licht was tenminste, want de electrische bedrading was er al jaren geleden uitgesloopt. Aan de verpleging op het paviljoen vertelde ik steeds dat ik naar het recreatiecentrum ging, gewoon om er te kegelen of te biljarten, zomaar voor de gezelligheid. Dat vonden ze prachtig. Al dat lezen in mijn eentje was toch maar niks gedaan, zeiden ze, daar word je depressief van. Ik ging vooruit, dat kon je aan alles wel merken.

En het kunstwerk vorderde. Uit een raamwerk van dunne lijnen doemden langzaam maar zeker hele regimenten zusters, broeders en artsen op. Hij had er juist weer een nieuwe rij verpleegsters tegenaan gegooid, toen ‘ie me op een avond vertelde dat hij het doek even een paar dagen in de steek zou laten om op adem te komen. Al weken lang had hij er elke middag en avond aan gewerkt en dat had zijn sporen nagelaten: er stonden donkere kringen om zijn ogen en zijn hand was niet meer zo vast als eerst. Terwijl ‘ie er op een afstandje door zijn oogharen naar stond te turen, wees ‘ie me de plaatsen aan waar de ogen van het monster moesten verschijnen. Daarvoor zouden twee psychiaters worden gebruikt. De bokkehorens en de oren kwamen daarna aan de beurt, die vulde hij op met broeders. Maar eerst wilde ‘ie eventjes uitrusten. Over drie dagen moest ik maar weer 'es langskomen.

Op de afgesproken dag - een woensdag - glipte ik er kort na het middageten tussenuit om de verdere verrichtingen van mijn vriend te volgen. Eerst was ik van plan geweest om hem 's avonds op te komen zoeken, maar het vooruitzicht om - zoals gewoonlijk - van twee tot vijf 's middags oude jaargangen van 'Medisch Contact' te moeten inbinden lokte me allerminst. En dat nog wel onder het toeziend oog van een man, die in zijn vrije tijd als Jehova's getuige de stad afstroopte op zoek naar zieltjes, die van de eeuwige verdoemenis moesten worden gered! Die gedachte wekte zo'n weerzin bij me op, dat ik in een vlaag van woede de arbeidstherapie opbelde. Ik deelde mee dat ik bezoek verwachtte van mijn familie. Dat leverde geen problemen op. Ze wensten me een plezierige middag.

Wat ze echter niet wisten was, dat ik op dat moment al lang geen contacten meer onderhield met mijn ouders of andere familieleden. In de eerste periode na mijn opname kwamen ze me nog wel 'es opzoeken. Maar sinds ik, om hen te sarren, maoïstische denkbeelden ben gaan verkondigen die door hen als het summum van gekte worden beschouwd, keuren ze mij geen woord meer waardig. Hun bezoeken zijn abrupt opgehouden. Maar dat zal me een rotzorg zijn. Die zak sinaasappels, die ze altijd voor me meenemen, mogen ze voor mijn part houden. Ik heb geen extra vitaminen nodig; ik heb zelden last van de griep. En op hun zelfmedelijden omdat ze een zoon hebben die in het gesticht is opgeborgen stel ik al helemaal geen prijs.
Bovendien kan ik me wel aangenamere manieren voorstellen om een woensdagmiddag door te brengen. Vooral als ik iemand mee kan helpen om op een even geniale als oorspronkelijke manier af te rekenen met de inrichtingspsychiatrie.

Schrijver: Gaius Publius Cato, 24 augustus 2008


Geplaatst in de categorie: schilderkunst

4.8 met 4 stemmen 297



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
elisabeth
Datum:
24 augustus 2008
Ik vind dit een heel erg goed geschreven verhaal. Als ik het lees kan ik het helemaal voor me zien zonder dat ik je(u) ken.
Dat is voor mij een goed verhaal dat je er een beeld bij krijgt zonder de personen te kennen.
Zo wordt het echt!
Bedankt voor dit verhaal.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)