Zwemvliesjes
Het is lekker wandelweer. Veel blauw tussen witte wolkenformaties, zon en wat wind.
Ik ben in het park met mijn hond.
Bij de sloot staat een zilvermeeuw. In het gras voor hem spartelt iets. Een vis, denk ik. Dan zie ik iets van een vacht. Misschien een muis. Vind ik erger dan een vis.
Maar dan tilt de meeuw zijn prooi aan het nekje op. Twee lange pootjes hangen slap omlaag. Aan het eind: zwemvliesjes. Een eendenkuiken. Ik slik. Alles kan ik verdragen, zelfs jonge sla, maar zwemvliesjes … zwemvliesje niet! Liefst ren ik erop af met gevloek en wild boven mijn hoofd slingerende armen. Ik beheers me.
Het spartelen is geen reflex: het is de wil tot leven.
De meeuw pikt. Eén keer. Nog een keer. Het spartelen stopt.
We lopen door. De hele wandeling ben ik ermee bezig. Hier zou ik om willen kunnen huilen.
Thuis schep ik voer in de hondenbak. Ze schrokt het weg zonder te kauwen en proeven. Daarna slobbert ze water.
Ik zet de waterkoker aan. Het geborrel groeit naar een hoogtepunt en komt abrupt tot rust na de klik van het apparaat.
‘Ik dacht eerst dat het een vis was,’ zeg ik tegen mijn hond.
Die ligt inmiddels. Kop op haar poten. Ze kijkt naar me op.
‘Wat een klotewereld,’ zeg ik.
Ze zucht diep en sluit haar ogen.
Geplaatst in de categorie: dieren