Ademwolken
De keukendeur zwaait open. Wild. Hij staat in de deuropening, buiten adem. Zijn jas hangt half van zijn schouder, zijn haar nat van zweet. Zijn ogen schieten langs de tafel, de dampende schalen, de drie borden, haar handen die een bord omklemmen.
Hij komt naar haar toe, pakt haar onderarmen vast.
‘Weet je het zeker?’ Zijn stem schor. ‘Vergis je je niet?’
Zij knikt, nauwelijks zichtbaar. Hij laat haar los, staat op, wankelt.
‘Waar is hij?’
‘Boven.’
Hij loopt weg. Op de trap kraakt een trede. Nog één. En nog één. Daarna is het stil.
Ze kijkt naar de schalen. De damp is bijna weg. In het vlies op de soep zijn scheurtjes als een dunne, gebarsten huid.
Voetstappen op de trap. Langzaam. Loodzwaar. Hij komt binnen. Zijn gezicht asgrauw. Zwijgend loopt hij naar het aanrecht, draait de kraan open en steekt zijn handen in het water. In de gootsteen schuimt een donker spoortje naar het putje. De spieren in zijn schouders trillen.
‘Het was een ongeluk’, zegt ze.
Hij blijft met zijn rug naar haar toe staan, draait de kraan dicht.
Langzaam draait hij zich om. Zijn ogen zijn nat.
‘We zeggen dat hij is weggelopen.’
Zij knikt. Eén keer.
Buiten begint het te regenen.
Ze eten niets.
’s Nachts graven ze. De pechlamp staat op een omgekeerde emmer. Geen woorden, alleen ademwolken.
’s Morgens peutert ze de modder onder haar nagels vandaan. De hele dag zit ze binnen. Haar handen gevouwen in haar schoot.
Hij belt zijn werk. Een paar woorden volstaan.
Geplaatst in de categorie: overig