Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Conservatieve geografie van goed en kwaad

Mijnheer Kinneging is erin geslaagd een boek te schrijven dat ik hoofdstukken lang met hoofdschudden heb gelezen: Geografie van Goed en Kwaad. Onzin. Dacht ik dan. Erudiete onzin, dat wel, maar onzin.
Maar ergens halverwege het kloeke werk was er ineens een hoofdstuk dat ik met instemming las. En nog een. Het ene hoofdstuk na het andere hoofdstuk kon mijn goedkeuring wegdragen. Althans, voornamelijk instemming. En toch, aan het eind waren dan toch weer twee hoofdstukken die mij weer tegen de borst stuitten.

Hoe zit dat?

Ben ik geschift? Heeft mijnheer Kinneging twee boeken geschreven of twee inborsten of ben ik soms goed geluimd en soms juist niet?

Ik denk niet dat één van bovenstaande waar is. Mijnheer Kinneging is een man uit één stuk en mijn goed- dan wel afkeuring had niets met eventuele ongesteldheid mijnerzijds te maken.
Ik had in het hele boek twee basale kritiekpunten.
Het ene punt houdt Kinneging het hele boek vol. Dat is zijn weigering om bij zijn overdenkingen modern empirisch materiaal te gebruiken. Hij leeft in de wereld van de Griekse en Romeinse filosofen met hun opvolgers tot in de negentiende eeuw: Machiavelli, Kant, Hobbes, Rousseau, Locke, Mill, Bentham, Madison, hij kent ze allemaal en heeft ze klaarblijkelijk allemaal gelezen. Het liefst citeert hij deze mensen ook nog in hun eigen taal – Latijn, Engels, Frans, Duits, het kan niet op. Het is indrukwekkend, zonder meer. Dat wil hij ook zijn. Mijnheer Kinneging benadrukt zijn voorsprong in kennis van deze filosofen als belangrijk en beslissend. Hij is, zo schreef ik in de kantlijn, Sam the Eagle uit de Muppet show – de adelaar die elke aflevering klaagt dat de beschaving ten onder gaat aan de ignorantie van de jeugd van tegenwoordig.
Een kenmerkende alinea is de volgende: ‘Waar haalt men die geestelijke habitus en die kennis vandaan? (…) Uit de beste bronnen die we hebben, de werken van de grootste denkers en dichters die hebben geleefd. Van Homerus, Thucydides en het evangelie tot Dostojewksi, Nietzsche en T.E. Elliot. Alleen wie door deze mal is gevormd, kan van zichzelf met recht zeggen dat hij ontwikkeld, educated, gebildet is. Wat niet anders wil zeggen dan dat hij enig inzicht heeft in de werkelijkheid in het algemeen en de mens in het bijzonder. Alle anderen leven, hoeveel specialistische kennis ze ook hebben, op de tast.

Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Kinniging dit zelf ook citeert en wel van José Ortega y Gasset 'De opstand der horden', Den Haag 1933. Maar daar gaat het niet om. Het is zonder meer een tekst die Kinneging onderschrijft en waarbij het wel erg duidelijk is dat hij zich niet rekent tot ‘alle anderen’ die op de tast leven, maar tot degenen die de kennis van de grote filosofen tot zich hebben genomen.

Kinneging noemt zichzelf een conservatief. Ik ben zelf wel voorstander van enig conservatisme, maar deel niet zijn conclusie dat de beschaving ten onder gaat. Ik weet dat niet. Ik leef namelijk op de tast. Dat is niet alleen de mening van mijnheer Kinneging, maar ook mijn eigen standpunt en zelfs uitgangspunt. Volgens mij is het is niet zozeer dat volgens mij ‘alle anderen’ op de tast leven, maar dat we allemaal op de tast leven. Homerus, Montesquieu, Groen van Prinsteren en Plato kunnen nog zoveel hebben geschreven, hun kennis kan helpen, maar hun kennis helpt onvoldoende om zoveel inzicht te krijgen dat we dankzij een groot inzicht niet op de tast hoeven te leven. We worden onwetend geboren en zijn gedoemd een blind zoekend leven te leiden. Er is geen zekerheid. Alle zekerheden hebben we vervat in beelden en die beelden helpen ons richting te geven over ons gedrag, maar beter dan dat wordt het niet. Als die beelden fout zijn, merken we dat zoals een doofstomme mens pas merkt dat er een muur is als hij erop stuit. Die mens kan de muur dan blijven ontkennen, maar de muur passeren lukt niet.

Er is een ander verschil tussen het type conservatief dat ik ben en Kinneging is. Ik vind het verstandig om niet te snel te veranderen. We leven nu in een heel goede wereld en die veranderen kan leiden tot verslechtering. Bezint voor je begint, dat is mijn conservatisme – meer niet. Maar voor Kinneging is het conservatisme een uitgangspunt van handelen, een ideologie. Hij begint met de erkenning dat de mens is ‘geneigd tot het kwade’. Met dat kwade bedoelt hij overigens niet, dat de mens geneigd is te moorden, stelen of geneigd is tot andere criminele daden, maar meer is geneigd zijn slechte eigenschappen te volgen: gulzigheid, luiheid, dat soort dingen.

Dat betekent dat er kwade neigingen zijn die mensen constant bij zichzelf moeten onderdrukken. Wie dat niet doet, is slaaf van de kwade neigingen. De mens onderdrukt zijn kwade neigingen is pas als dat lukt vrij. Wie in een supermarkt koopt wat hij begeert, is niet vrij, maar slaaf en wie in een supermarkt koop wat hij nodig heeft, positief wil, die is vrij. Het is dus allemaal minder groot, dan ik zou denken bij het woord kwaad, maar dan nog geloof ik niet dat de mens tot het kwade geneigd is.

Er is een lastig punt bij de logica van Kinneging. Als de mens tot het kwade geneigd is, en geen andere neigingen kent, heeft hij geen innerlijke kracht om die kwade neiging te onderdrukken. Hij moet ook andere neigingen hebben. Die neiging zou je, in lijn met Kinneging, de goede neigingen kunnen noemen – een term die ik in zijn hele boek niet ben tegengekomen. Bij hem komt het goede uit de ratio, het begrip, het lezen van Abraham Kuyper, Samuël, Seneca en Max Scheler. Maar ik vraag mij dan af, waarom deze tot het kwade geneigde persoon in hemelsnaam de moeite zou nemen om deze niet eenvoudige teksten tot zich te nemen?

Op pagina 481, ja, je moet wel doorlezen, verwoordt Kinneging per ongeluk dit fundamentele kritiekpunt zelf: ‘Het is dus merkwaardig gesteld met de mens. In tegenstelling tot de andere schepselen doet hij niet spontaan en vanzelf het goede. Hij valt daarmee in zekere zin buiten de scheppingsorde.’

Deze zin duidt op een cruciale misser in de basis van het conservatisme van Kinneging. De mens kan niet buiten de scheppingsorde vallen (evolutie zou ik het noemen), omdat in de evolutie alleen kleine stappen worden gemaakt. Al het werk van Frans de Waal (Waal, de, 2006), die door Kinneging niet wordt gelezen, laat zien dat de afstand tussen veel primaten en mensen zeer klein is – zelfs op het gebied van ethiek. Dat de mens buiten de scheppingsorde staat, strookt niet met het in de biologie algemeen aanvaarde uitgangspunt dat evolutie met kleine stappen gaat. Menselijk gedrag moet dus lijken op gedrag van andere dieren die in de scheppingsorde nabij staan (Tomasello, 2012). Deze algemeen aanvaarde these, geldt bij Kinneging dus niet bij de mens. Als Kinneging dit belangrijke inzicht uit de biologie ontkent, zou hij een verklaring moeten geven en dat doet hij niet.

In mijn beeld ligt het daarom ook anders. Er is geen kwade neiging, want voor een kwade neiging is een doel nodig dat verder weg raakt als men de neiging volgt. En tegelijk moet er ook een neiging zijn dat doel te willen bereiken. Er is dus, om een kwade neiging te hebben (als je het woord al wil gebruiken), een wil nodig die tegengesteld is aan de kwade neiging. De beschikking van meerdere neigingen maakt van de mens dus eerder een warhoofd, een twijfelaar, een aarzelend wezen dan slecht.

En bovendien is een neiging nooit uitsluitend kwaad. Wie bijna verhongert kan beter gulzig zijn. De neiging gulzigheid is dan een goede neiging. Wie te gespannen is, moet rust nemen. Luiheid is dan een goede neiging. De aard van de neiging is dus afhankelijk van andere doelstellingen. Daarmee is kwaad niet het probleem, maar het verschil tussen doel en neiging. Die liggen vaak niet op één lijn. We zijn van nature snelle denkers en zijn beperkt in staat langzaam te denken (Kahneman, 2011). Dat geldt voor iedereen – inclusief Sam the Eagle. Dat snelle denken is terug te vinden bij alle diersoorten met hersens. Ze reageren altijd – ook al is het soms niet verstandig. Paniek, of blinde angst, is een neiging die meestal verstandig uitpakt, maar soms juist tot de ondergang leidt.

Dus in elk hoofdstuk waar Kinneging begint over kwade neigingen, haak ik af. Vooral ook, omdat hij zijn ‘bewijzen’ nooit in de empirie vindt, maar altijd bij Aristoteles, Lucas, Thomas van Aquino en andere grootheden die hij allemaal heeft gelezen. Hoewel deze filosofen in hun tijd heel verstandige mensen waren, hadden zij zo hun beperkingen. De wijze waarop Kinneging werkt is ze allemaal lezen, eruit pakken wat hij nodig heeft, en zo een ideologie creëren. Dat is prima. Maar het is niet mijn ideologie en al helemaal niet mijn waarheid.

Ik ontken niet dat het goed is om over ethiek na te denken. Ik denk ook dat het verstandig is om die historische filosofen te lezen – maar wel met kennis van de tijd waarin zij leefden. Maar het is ook goed moderne wetenschappelijke inzichten te gebruiken en niet samen met alle creatieve ideeën van de Flower Power beweging uit de jaren zestig overboord te gooien.

Daarom kan ik de conclusies van de hoofdstukken over persoonlijke en gezinsethiek en over grondslagen met geen mogelijkheid onderschrijven. Hiervoor geldt wat ik op pagina één schreef: ‘Kinneging is knap in grasduinen in oude teksten zodat hij altijd iets van gading vindt, zo nodig vrijelijk geïnterpreteerd, om een vooringenomen standpunt te bevestigen waardoor het voor een enkele onoplettende lezer lijkt dat er iets bewezen is.’ Maar het is geen bewijs. Het is een idee. Vandaar, een ideologie.

Het is een manier van tasten.

Het hoofdstuk over publieke ethiek onderschrijf ik grotendeels. Ik kan niet meegaan naar een ideale wereld waar de leiding zich niet door financiële prikkels (kwade neigingen) laat sturen, maar door het goede: de deugden. Hij verlangt terug naar een soort feodale maatschappij die nooit bestaan heeft en volgens mijn beperkte kennis ook nooit zal kunnen bestaan. De ridderlijke ethiek dat je moet zorgen voor je boeren en onderdanen was waarschijnlijk zo nu en dan best een bestaande praktijk, maar over het algemeen zijn mensen die vanaf hun geboorte macht hebben en waarvan ze nooit vrezen hem kwijt te raken, niet erg betrokken met het lot van de onderdanen voor wie zij verantwoordelijkheid dragen. Noblesse kan nog zoveel obligen, maar in de praktijk blijkt empathie voor mensen wier lot je nooit denkt te hoeven delen nogal klein.

Volgens Kinneging is de moorddadigheid van de vorige eeuw, 170 miljoen slachtoffers door menselijk geweld, een bewijs van de ondergang van de beschaving, het gebrek aan education en Bildung. Wat hij niet vertelt is dat het ook de enige eeuw was, waarin 170 miljoen slachtoffers konden worden gemaakt. In alle eeuwen daarvoor waren er te weinig mensen in leven om zoveel moorden mogelijk te maken. En wat hij ook niet meldt is dat de kans van mensen in de 20e eeuw om gezond, vrij, veilig en zonder oorlog te leven vele malen groter was dan alle eeuwen daarvoor. De 20e eeuw was, ondanks de 170 miljoen doden, wat best veel is, eigenlijk veel vredelievender dan de eeuwen daarvoor. En daarmee wijst één van de weinig empirische feiten die Kinneging noemt, precies op het tegendeel van wat Kinneging wil bewijzen: de beschaving gaat niet teloor door ons gebrek aan kennis van de oude filosofen, maar de samenleving van mensen is er ondanks het gebrek aan kennis van de oude filosofen steeds minder een land van oorlog van allen tegen allen geworden.

We leven nog steeds samen.

Dus van mij mag het conservatisme een ideologie zijn. Het is niet meer dan een ideologie en conservatisme van Kinneging is niet mijn ideologie.


p.s. De titel van zijn boek deugt ook niet. Het is geen geografie, want het stelt nergens de vraag ‘waar en waardoor daar’. Voor Kinneging is geografie een nauwkeurige studie van een bepaald onderwerp. Daarmee heeft Kinneging, overigens in lijn met de rest van zijn boek, weer eens een zeer vrije interpretatie van een woord gepakt.

p.p.s. De druk die ik las, was de tweede druk. Hierin merkt hij op dat veel recensenten zijn boek te snel hebben gelezen. Ik kan mij niet voorstellen, dat hij mij anders kwalificeert.

Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. London: Penguin Books.
Tomasello, M. (23 mei 2012). Griph lezing. Groningen.
Waal, de, F. (2006). Primates and philosophers, how morality evolved. Princeton: Princeton University Press.

Schrijver: Jan R. Lønsing, 29 augustus 2019


Geplaatst in de categorie: filosofie

4.4 met 8 stemmen 351



Er zijn 17 reacties op deze inzending:

Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
6 september 2019
@Gabrielle,
Dank voor de glimlach die dankzij jouw reactie op mijn gezicht verscheen.
Naam:
Gabriëla Mommers
Datum:
5 september 2019
Beste Jan, je schrijft:

"Of de beschaving vooruit of achteruit gaat, interesseert mij persoonlijk niet zo veel, omdat het definiëren ervan al zo ingewikkeld is, dat je er nooit uitkomt of de deur voor vrouwen openhouden nu wel of niet beschaafd is. Als vrouwen gelijk zijn, moet je net zoveel deuren voor mannen openhouden en toch werd het vroeger beschaafd gevonden als je het als man voor vrouwen deed. En nu geloof ik niet meer. Ik weet het eigenlijk niet eens."

Volgens mij vinden veel vrouwen het nog steeds prettig als iemand een deur voor ze openhoudt. Ik kan niet voor alle vrouwen spreken, maar bij het merendeel zal het toch een glimlach op het gezicht toveren. Drie golven feminisme heeft mijns inziens die hoffelijkheid niet als ongewenst overboord gegooid. Het heeft er wellicht iets aan toegevoegd: dat het je tegenwoordig ook als man kan gebeuren dat er een deur voor jou wordt opengehouden door een vrouw. De vraag is of je als man dat verwarrend vindt, of tovert het ook op jouw gezicht een glimlach?
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
5 september 2019
In de tekst hieronder is 4.999 weggevallen: het moet zijn:

In jouw rekenvoorbeeld zijn er op de kwade dag 999 mensen geen moordenaar. Op de goede dag zijn er 4.999 mensen geen moordenaar. Het percentage moordenaars is gedaald van 0,1 % naar 0,02 %, voorwaar toch een vooruitgang.
Naam:
Ton Hettema
Datum:
5 september 2019
Ik zal me er bij neerleggen dat tussen ons geen vruchtbare dialoog mogelijk is, dus dank voor je pogingen om mij te proberen uit te leggen wat ik niet beweerd heb..
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
4 september 2019
Ton, je argumentatie loopt mank.
Jij stelt namelijk het volgende:

Op de kwade dag vermoord persoon X 100 van de 1.000.
Op een goede dag vermoord persoon X 250 van de 5.000.

Dus is X slechter en is de beschaving achteruit gegaan, want X heeft meer moorden gepleegd.

Dat gaat uit van 2 premissen.

1. Hoewel ervijf keer zoveel mensen zijn, blijft er maar één moordenaar. Die ene werkt harder en is dus minder beschaafd.
2. Het beschavingsniveau van de moordenaar is gelijk aan het beschavingsniveau van allen.

In jouw rekenvoorbeeld zijn er op de kwade dag 999 mensen geen moordenaar. Op de goede dag zijn er mensen geen moordenaar. Het percentage moordenaars is gedaald van 0,1 % naar 0,02 %, voorwaar toch een vooruitgang.

Maar voor mij gaat de discussie hier helemaal niet om. Voor mij gaat de discussie om de vraag of Kinneging kan bewijzen met het gestegen aantal doden dat de beschaving achtreuit is gegaan. Dat vind ik een onhoudbare stelling. Dat is alles.
Of de beschaving vooruit of achteruit gaat, interesseert mij persoonlijk niet zo veel, omdat het definiëren ervan al zo ingewikkeld is, dat je er nooit uitkomt of de deur voor vrouwen openhouden nu wel of niet beschaafd is. Als vrouwen gelijk zijn, moet je net zoveel deuren voor mannen openhouden en toch werd het vroeger beschaafd gevonden als je het als man voor vrouwen deed. En nu geloof ik niet meer. Ik weet het eigenlijk niet eens.
Naam:
Olean
Datum:
4 september 2019
...en de boeren, zij ploegden voort, in de praxis van de geografie van goed en kwaad. Een neiging van het menselijk tekort die zich logaritmisch voortplant op pernicieuze pleinen en gevaarlijke open velden. Ziedaar de boreale tendens van verbale kolonisten die het laatste woord usurperen (van wie? the good or bad guy?)...armpjedrukkend in een conservatief-dualistische woordenstrijd waar Gabriëla ons reeds op heeft gewezen. Als in een twistgesprek tussen BoJo en het Brexit-huis, met twee dramatis personae op het scherpst van de snede, voortschrijdend met hopelijk meer inzicht dan de Londense MP's...
Naam:
Ton Hettema
Datum:
4 september 2019
Oké, laten we het dan omdraaien:
op een kwade dag sta ik op een plein met 1000 mensen en vermoord er 100; da's 10% (niet best, maar allah); een week later sta ik op een veld met 5000 mensen en vermoord er 250; da's 5%.

Wat Jan R. Lønsing vervolgens tegen zijn goede collega zegt is het volgende:
(beste TH)
"die 250 doden zijn best wel veel, maar eigenlijk (ben je) veel vredelievender dan de week daarvoor. En alle mensen op het veld zijn eigenlijk relatief veel veiliger geworden.."

Stelling van TH: de beschaving gaat ten onder aan het klaarblijkelijk wijdverbreide onvermogen van mensen om de absurditeit van de consequenties van hun zogenaamd logische argumenten onder ogen te zien en toe te geven ..
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
4 september 2019
@Ton
De stelling van Kinneging is precies omgekeerd. Hij zegt: stel ik vermoord eerst 10, dan 9, dan 8, zijn conclusie is dat hij slechter is geworden.
Die conclusie bestrijd ik. Meer niet.
Naam:
Ton Hettema
Datum:
3 september 2019
Hier is een gedachten experiment voor ons: Als ik op een bepaalde dag 10 mensen zou vermoorden, de volgende dag 9, de dag erna 8 en de volgende 7, zou je dan beweren dat ik een beter mens aan het worden was, simpelweg omdat ik minder mensen kon vinden om te vermoorden? (Hint: JA is het foute antwoord)
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
2 september 2019
Ik reageer op het 'bewijs' van Kinneging die stelt dat de beschaving achteruit gaat. Dat kun je niet volhouden bij een relatieve vooruitgang. Dat is mijn argument.

Dus in zoverre. Ja.
Naam:
Ton Hettema
Datum:
1 september 2019
"Tienmaal de huidige totale bevolking van Nederland aan lijken is best wel veel ja, maar natuurlijk niet zo veel als wel gekund zou hebben als mensen werkelijk nog barbaarser zouden zijn. Dus eigenlijk is het best een teken van de vooruitgang van onze beschaving (en zeker niet een teken van teloorgang) dat er relatief maar zo weinig slachtoffers gemaakt zijn, hoewel het natuurlijk best wel veel zijn.."
Zoiets?
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
1 september 2019
170 miljoen is wat mij betreft 170 miljoen te veel. Maar het gaat mij om de kans op sterven door oorlog en geweld en die kans is enorm afgenomen. Daardoor is Kinnegings stelling dat het nu erger is dan ooit niet vol te houden. Het aantal mensen dat tijdens zijn leven niet met oorlog of geweld krijgt te maken, is nog veel harder gestegen. Dat vind ik een goede ontwikkeling.

En je mag zelf weten of je waarde hecht aan de column.
Naam:
Ton Hettema
Datum:
31 augustus 2019
UNDERSTATEMENT VAN DE EEUW: "170 MILJOEN (DODEN DOOR OORLOG), WAT BEST VEEL IS"
Waar is je zogenaamde morele besef, of je neiging tot het goede, als je zo'n opmerking durft te maken? En wat betekent dat voor de waarde die ik zou moeten hechten aan deze column?
Naam:
Jan R. Lønsing
Datum:
30 augustus 2019
@Max: dank voor je reactie. De meester weet zich te beperken.

@Gabriëla: ik ben het eens met de filosofie van Angelou.
Naam:
Gabriëla Mommers
Datum:
30 augustus 2019
Eén ding is zeker, Jan: luiheid kan jou niet verweten worden. Dat moet een taaie klus zijn geweest om Kinneging door te worstelen. Ik ken hem niet en zijn werk evenmin. Uit jouw beschrijving denk ik wel op te kunnen maken dat hij een conservatief dualistische kijk op goed en kwaad heeft. Zijn denkbeeld over dat we als mens tot het kwade geneigd zijn, komt mij calvinistisch over.

Kinneging heeft wellicht Maya Angelou niet gelezen. Die staat vast niet op zijn lijstje van hoogstaande filosofen. Maar zij weet wel waarom gekooide vogels zingen. En haar levensfilosofie is dat we allemaal doen wat we denken dat goed is, met de kennis en ervaring die we hebben, op dat moment en in die situatie. Hebben we later in het leven meer kennis of ervaring dan doen we ook weer wat we dan denken dat goed is. Volgens Angelou zijn we dus als mens steeds geneigd te doen wat we denken dat goed is. Ik ben het daarmee eens.

Als Kinneging schrijft dat we geneigd zijn het kwade te doen, dan denkt hij dat hij het goede doet met zichzelf en iedereen anders kwade neigingen toe te dichten. Als hij Angelou zou lezen, zou hij mogelijk anders denken. En ook dan zou hij weer denken het goede te doen. Want stel nou dat hij echt denkt dat de mens geneigd is om het kwade te doen, dan is zijn boek naar eigen zeggen geschreven door iemand die geneigd is het kwade te doen, en mogelijk als een kwaadwillig concept op te vatten. Dat zal hij ongetwijfeld niet bedoeld hebben. Maar het zou wel de juiste conclusie zijn van zijn ideologie.

Ik ga liever met Angelou mee. We zijn allemaal geneigd het goede te doen. Zelfs Kinneging.
Naam:
Max
Datum:
29 augustus 2019
Excusez: slow en fast thinking heb ik in mijn eerdere reactie door elkaar gehaald.
Zo zie je maar weer dat een snelle geest niet garant staat voor helder denken (zei hij met enige zelfspot).
Ik vind de termen ook ongelukkig gekozen. Als het gebouw instort is er toch überhaupt geen 'fast thinking' meer? Je hebt nl. geen tijd en ruimte om te denken: je bent of verlamd of gericht op overleven. Wilde paniek is toch wel wat anders dan 'fast thinking'...

Juist bij 'slow thinking' denk ik aan een gebrekkige mentale inspanning. Snel 'denken' betekent dus 'handelen' op de automatische piloot?... Verwarrende en misleidende termen, kortom.
Naam:
Max
Datum:
29 augustus 2019
Compliment voor deze bespreking, Jan, al heeft hij meer weg van een beschouwing. Wat bescheiden kanttekeningen mijnerzijds:
Ik kan me eerlijk gezegd moeilijk iets voorstellen bij de term kwade neigingen. Ik moet daarbij denken aan een valse hond.
Ik zou eerder zeggen dat de mens geneigd is tot het kwade, althans in cultuurpessimistische termen.

Een enkele keer stel je kwade neigingen gelijk aan slechte eigenschappen. Die eigenschappen heeft iedereen wel, terwijl 'kwade neigingen' m.i. van een heel andere orde zijn. Dan kom je op het terrein van de zonde, waarvan er zeven zijn, zoals we weten. In je stuk komt het echter niet voor.

Verder zie ik slow thinking (als tegendeel van fast thinking) als iets waar mensen helaas maar al te zeer mee behept zijn: gewoontevorming, genoegen nemen met halve waarheden en vooroordelen. Lazy, sloppy thinking i.p.v. een rationele denkhouding.

Hier en daar lijkt het of we met je uitgebreide bespreking - het is méér dan alleen een samenvatting - te maken hebben met een fictief utopisch universum. Een terugverlangen naar een soort feodale maatschappij, die nooit heeft bestaan - een terugverlangen dat dus per definitie een contradictio in terminis is.

(kleine tip: misschien verdient het aanbeveling om je tot enkele hoofdpunten te beperken, dat komt je conclusies ook ten goede).

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)