De vluchtende waarheid
De waarheid kent drie bronnen. Oh ja? Hoe weet ik dat? Nou, dat heb ik gelezen in een boek. Toch niet de Bijbel? Nee, zeker niet, ik las het in een boek over de geschiedenis van irrationaliteit. Over irrationaliteit? Wat een raar woord. Inderdaad, en ik wilde weten wat de geschiedenis daarvan was. Maar het boek gaat tot nu toe over de waarheidsvinding.
En waar is die waarheid dan te vinden?
Nou, zegt dit boek, op drie plaatsen. In de eerste plaats in de intuïtie, het geloof, de fantasie, de metafysische waarneming. Dit levert de waarheid waar gelovigen mee werken, maar ook een waarheid waar defectieven en zelfs rechters mee werken. Het gaat om een overtuiging waar verder geen bewijs voor hoeft te worden geleverd.
En de tweede waarheid is die van de sophisten. Die proberen de waarheid te vinden in het debat. Wie het debat wint, heeft de waarheid. Hier hoeft nog steeds iets niet echt waar te zijn, maar het levert een waarheid waarmee kan worden gewerkt. Deze waarheid is de waarheid van advocaten en van het Openbaar Ministerie. Zij beginnen met een standpunt en proberen dat te bewijzen door argumenten voor het eigen gelijk te leveren, maar ook door argumenten tegen het andere gelijk te leveren. In het boek wordt dit ook wel genoemd de poging om met zwakkere argumenten de sterkere te weerleggen. Dit gebeurt natuurlijk ook constant in de moderne wereld. Ook voor deze waarheid hoeft niet het bewijs geleverd te worden.
De derde waarheid is de echte waarheid. Deze moet onomstotelijk worden bewezen. Dit is de waarheid van de wetenschap en liefst ook van de rechter. Maar omdat absoluut bewijs bijna nergens te vinden is, wordt deze waarheid vaak ook niet gevonden. Een goede wetenschapper zegt dan, dat hij sterke aanwijzingen heeft, maar dat nader onderzoek nodig is. Dat is, lees alle proefschriften maar, altijd nodig. Dat is niet (alleen) hengelen naar extra subsidie, maar ook de essentie van wetenschap.
De rechter heeft de luxe van verder zoeken niet. Die moet beslissen. Die, en zo kom ik terug bij de eerste, oordeelt op grond van wettig en overtuigend bewijs. Het eerste is te vinden in wetten, maar het tweede is eigenlijk niet te onderscheiden van intuïtie en sophisme. De rechter moet kiezen voor een overtuiging.
Kijk, en daarom lees ik dus graag. Ik vind het goed te beseffen dat rechters hun besluiten op drijfzand baseren. En politici ook. Zoals Rutte zegt, hij moet met vijftig procent kennis een honderd procent besluit nemen. Ik vermoed zomaar dat die vijftig procent overigens een overschatting was van zijn kennis. Hij had misschien één procent kennis, maar maakte gebruik van wetenschappers die gevraagd werd een uitvoerbaar advies te geven. Die wetenschappers moesten dus stoppen met vragen naar nader onderzoek, maar zoals een rechter betaamt, op grond van wat ze weten, misschien tien procent van wat te weten valt, een honderd procent advies geven in de wetenschap dat de politicus tegenover hen dat helemaal gaat overnemen. Omdat er geen alternatief advies is.
Zo is een boek altijd actueel – ook als het over de Griekse oudheid gaat of over Italianen in de Renaissance. Machiavelli had het ook al door, op zijn manier, de prins moet beslissen. Hij moet dus het volk voorliegen, zoals Rutte zijn volk nu ook 'voorliegt'. Dat hoeft niet vanuit het eigenbelang te gaan, maar moet soms ook in het belang van het volk. Het volk moet immers zich ineens anders gaan gedragen en moet dus overtuigd worden.
Van een waarheid die niemand kan bewijzen.
Of, zoals het oude spreekwoord zegt: de waarheid is de snelste leugen.
Geplaatst in de categorie: filosofie