Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Almelo

Ik moest in Almelo zijn. Ik kon me niet herinneren er ooit geweest te zijn. Het beeld dat ik van deze oostelijke stad had, was sterk beïnvloed door Herman Finkers. “Het stoplicht springt op rood, het stoplicht springt op groen, in Almelo is altijd wat te doen.” Deze zin, die behoort tot het collectieve geheugen van vele Nederlanders, schoot onmiddellijk tevoorschijn toen ik het mailtje kreeg dat ik in Almelo verwacht werd.

Nu moet ik zeggen dat het weer niet meewerkte. Toen we ’s morgens vertrokken, mijn geliefde en ik, scheen er in Brabant een aarzelend zonnetje. Even dacht ik dat het rokjesdag zou kunnen worden, die vermaarde, door een beroemde collega-columnist ‘uitgevonden’ eerste lentedag. Maar naarmate de trein ons verder oostwaarts voerde, werd het wolkendek dikker. Toen we na ruim twee uren sporen ter plaatse arriveerden, was de lucht een palet van grijstinten en viel er van die miezerige regen. De weergoden wilden kennelijk niet dat wij het door Finkers gecreëerde beeld zouden bijstellen.

Daar komt nog bij dat het zondag was. Niet zomaar een zondag trouwens, maar de zondag in de boekenweek. Die dag waarop je op vertoon van het boekenweekgeschenk gratis door heel Nederland kunt reizen. Vorig jaar hadden wij deze dag gebruikt om eindelijk eens Van Goghs zonnebloemen in het echt te zien. Zowel op de heen- als de terugreis zat de trein toen stampvol en daar hadden we nu weer rekening mee gehouden. Hadden we niet hoeven doen. Volgens de NS hebben er dit jaar 180.000 Nederlanders van deze actie geprofiteerd. Zal best waar zijn, maar die zijn dan niet richting Almelo gereisd.

Enfin, we liepen de stad in via de Egbert Gorterstraat. Ik weet niet wie Egbert Gorter was, maar het was zo’n straat waarvan je je afvraagt hoe groot de eer is dat die naar je vernoemd is. Bij het eerste stoplicht moesten we rechtsaf, stond er op mijn routebeschrijving. Mijn geliefde liep hardop aan Finkers zin te denken. “Wat een saaie stad,” verzuchtte ze. “En wat is het koud.” Zij had die ochtend wel een lentejurk aangedaan.

We moesten nog drie kwartier doodslaan voor dat waarvoor we gekomen waren zou beginnen. Dat leek onder deze omstandigheden best wel lang, maar gelukkig vonden we op het verder oersaaie marktplein toch één monumentaal pand, dat het gezellige café-restaurant NielZ bleek te herbergen. Toen we binnenstapten, werden we uitermate vriendelijk begroet. Omdat ik Almelo toch een eerlijke kans wilde geven, bestelde ik een Almelose omelet. Ik moet zeggen, die smaakte best, hoewel een beetje flauw. Mijn geliefde was minder te spreken over de huisgemaakte tomatensoep met croutons. Terwijl we zaten te eten, kwamen twee mannen binnen. In een van hen herkende ik Theo Nijland. “Dat is Theo Nijland,” fluisterde ik, terwijl hij twee glazen wijn bestelde. Mijn geliefde haalde haar schouders op. Haar soep werd er niet smaakvoller van. Op het markplein lieten ondertussen Driek van Wissen en Jean Pierre Rawie zich de weg wijzen naar het plaatselijke filiaal van MacDonalds. Grappig vonden we dat. Echte dichters die een Big Mac gingen bestellen. En dat in Almelo.

Een half uur later zagen we hen iets te laat binnenkomen in het gezellige leescafé van de plaatselijke bibliotheek. Daar was inmiddels het programma rondom de prijsuitreiking van de 13e editie van de Willem Wilmink Dichtwedstrijd begonnen. Voor deze editie had Theo Nijland de dichtregel bedacht: “Wat als ik deze nu nog lege regel niet geschreven had.” Ik was een van de genomineerden. Het werd een ontzettend leuke middag, met diverse mooie optredens en grappige en ontroerende gedichten. Dat ik niet de winnaar werd, kon de pret nauwelijks drukken. Volgend jaar wil ik half maart weer naar Almelo afreizen.

Schrijver: hans manders, 22 maart 2009


Geplaatst in de categorie: algemeen

3.7 met 3 stemmen 465



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)