Ja mam
Gisteren fietste ik langs mijn lieve oude ouders. Ze zijn de zeventig gepasseerd. Ze kwakkelen met hun hart en moeten het dus rustig aan doen. Mijn vader heeft misschien parkinson en mijn moeder kan niet gedotterd worden omdat haar vaten te dun zijn.
Ze moeten het dus rustig aan doen.
En als je het rustig aan doet, word je niet warm.
Dus toen ik op de fiets aan kwam rijden vroegen ze meteen of ik al in de buurt was. Nee. Ik kwam van huis. Helemaal van het noorden van de stad? Ja, reageerde ik verbaasd. Maar dat is heel ver!
Vroeger was dat niet ver voor jou, moeder, dacht ik. Maar ik zei het niet. Ik zag dat haar wereld gekrompen is. Voor afstanden die ze vroeger desnoods lopend deed, neemt ze nu de auto.
Het bezoek verliep verder prima, maar toen ik weg wilde, begon ze weer. Heb je geen muts bij je? Jawel, ik haalde hem uit mijn jaszak. Maar dan moet je hem ook op doen! Maar ik ben nog binnen moeder.
En heb je geen handschoenen? Jawel. Haalde ook die uit mijn zak en hoopte dat ze niet zou zien dat ze stuk waren. Ik ben vijftig, maar je blijft een kind en ik weet zeker dat ik niet met een kapotte handschoen het huis uit was gekomen.
En je gaat toch zeker wel linksom? vroeg ze nog voor de zekerheid. Een goede vraag moest ik toegeven, want rechtsom lag er ijs op de weg. Niet gewoon glad ijs, maar ijs in bobbels. Ik was op de heenweg bijna gevallen doordat ik in mijn koppigheid erover probeerde te fietsen. Het was echt onmogelijk om over te fietsen en daardoor een uitdaging. Ik ben wel vijftig, maar blijf een kind, nietwaar. Ik wilde het nog een keer proberen.
Je gaat toch wel rechtsom? Ja mam.
Ik ging rechtsom. Ik wist niet zeker of ze me kon zien, maar als ze me linksom had zien fietsen had ze zich zorgen gemaakt. Dat gunde ik haar niet.
Ik ben nog wel een kind, maar begin toch volwassen te worden.
Geplaatst in de categorie: familie