Je eigen stem
Laatst vroeg iemand mij of ik de gedichten wilde lezen die hij had geschreven. Ik was de eerste die ze te zien kreeg. Hij wilde weten of ze goed genoeg waren. Hij dacht eraan om naar buiten te treden met zijn gevoel. Hij voelde dat het tijd was geworden om zichzelf te laten zien. Misschien dat hij een bundeltje zou laten maken.
Ik voelde me vereerd. Ik weet hoe kwetsbaar het kan zijn om met je gedachten en ideeën naar buiten te treden. Het geeft mij soms het gevoel dat ik half naakt tegenover de lezer sta. En wie staat er nou graag half naakt voor een volkomen vreemde? Wat drijft de schrijver om naar buiten te treden?
Ik schrijf omdat ik contact wil maken. Ik zoek verbinding met – op de eerste plaats – mijzelf. En dat gaat makkelijker als ik schrijf. Er komen gevoelens uit de pen waarvan ik niet wist dat ze er waren. Er worden gedachten op een rijtje gezet die ineens een uitgewerkt idee of visie schetsen. Schrijven brengt mij in aanraking met mijzelf. Dat ik het vervolgens naar buiten wil brengen heeft met een zekere zelfingenomenheid te maken – iets in mij gelooft dat er een ander is die zichzelf in het standpunt herkent.
Ik bied de lezer de gelegenheid om mijn woorden te wikken en te wegen, te becommentariëren en te beoordelen, het mooi of niet mooi te vinden. De negatieve reacties kunnen steken, de positieve reacties vervullen de wens naar herkenning. Want meer is het niet, in het publiceren van mijn werk ligt het verlangen om gezien te worden. En om gezien te worden moet je naakt durven staan. Dat is niet iedereen gegeven.
Ik zeg tegen de dichter: ‘denk er nog eens over na, want met naar buiten treden komen de oordelen.’
Maar het is al te laat. Hij proeft de spanning al om je werk te laten lezen door een ander. Want er is altijd die hoop dat het goed is wat je doet, dat je jezelf eerlijk hebt weten over te brengen en dat een ander er iets in herkent. Dat is de enige drijvende kracht om telkens weer uit de kleren te gaan. Kwetsbaar zelfvertrouwen.
Geplaatst in de categorie: taal