Breivik
Lang geleden was ik in Noorwegen in een winkeltje zonder bediening. Zonder automaat. Je kon dingen van de schappen pakken en je werd geacht in een schriftje op te schrijven, wat je gekocht had en het geld in een busje te stoppen. Dat busje hing aan de muur. Eén flinke ruk en het was los. Openbreken moet ook niet moeilijk geweest zijn.
Ik vond het geweldig, maar geloofde niet dat het kon blijven bestaan. De winkel was in een hutje ver van de bewoonde wereld, ver van een autoweg, je kon er alleen wandelend komen. Natuurlijk betaalden de wandelaars, want die wisten dat het zou verdwijnen als ze niet betaalden. Zelfs al kwam je hier nooit terug, zoals ik, betaalde je toch. Je wilde dit niet vernietigen.
Maar dit jaar zag ik het weer. Een museum, dit keer, ook in Noorwegen. Het museum bestond uit een wandeling langs vindplaatsen van stenen door een bos. Bij de ingang stond geen hek, maar een bordje, waar je in verschillende talen verzocht werd om een kaartje te kopen in een huis, vlakbij. Daar aangekomen zag je een bonnenboekje. Dat kon je invullen. Vervolgens kon je geld in een gleuf in de muur gooien. De prijs stond er bij. De potloden om het in te vullen waren bijgeleverd.
Na betaling mocht je het museum in.
Dit keer kon je met de auto bij de ingang van het museum komen.
Natuurlijk kun je deuren sluiten, bewakers aanstellen, camera’s ophangen, elektronische hekken plaatsen, maar dat is kostbaar. Dat moet ook betaald en is uiteindelijk weggegooid geld. Waarschijnlijk zou het museum niet bestaan en zouden de winkeltjes in de hutjes gesloten moeten zijn. Het komt onvriendelijk over. Daarom hoop ik dat Noorwegen zijn naïviteit houdt. En gun ik Nederland ook wat meer naïviteit.
Geplaatst in de categorie: maatschappij