Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Eerbare bondgenoten

Er was eens in een land lang, lang geleden en hier zo ver vandaan dat je het zelfs bij heel mooi weer niet eens kan zien vanaf de Martinitoren, een potentaat en zijn helper die samen het land met harde hand regeerden. Het volk was redelijk gelukkig en bemoeide zich vooral met de eigen zaken, want het ze hadden het goed, je mag zelfs zeggen: de mensen waren redelijk rijk. Maar zoals elk volk, mopperde ook dit volk regelmatig in kranten en op de televisiekanalen die in dat land teisterden. Dit was niet goed en dat was niet goed, je kent het wel. De potentaat en zijn helper waren plucheplakkers die niets anders deden dan de belastingcenten over de balk smijten.

De potentaten waren overigens democratisch gekozen. De meerderheid van het volk had op ze gestemd, maar dat weerhield het volk niet om te blijven mopperen. Zoals mensen mopperen over het weer, alsof die er iets aan kan doen dat het regent, zo mopperen mensen ook op hun potentaten, alsof die er iets aan kunnen doen dat ze regeren. De potentaat en zijn helper werden dan ook regelmatig uitgescholden voor regent.

Een regent, beste mensen, is een politicus die niet doet wat ik wil.

Tijdens de verkiezingen hadden de potentaat en zijn helper belooft dat er een grote bloemententoonstelling zou komen. Ze hadden een terrein aangewezen en ze hadden uitgerekend dat wel een lieve duit zou kosten, maar dat het nog meer zou opleveren. Er was een aantal opposanten dat het niet eens waren met de komst van de bloemententoonstelling en die probeerden hun mening via de het dagblad en de overige media te verspreiden. Aanvankelijk hadden ze daar weinig succes mee. De potentaat en zijn helper konden rustig doorgaan met het voorbereiden van de bloemententoonstelling. Ze spaarden geld, maakten afspraken met ondernemers en de paus die uiteraard ‘bedankt voor de bloemen’ zou komen zeggen.

Maar op een regenachtige dag in de herfst werden mensen toch meer en meer ongerust. Een kleine groep wilde voorkomen dat de bloemententoonstelling zou komen. Ze hadden ook argumenten. Er was een economische crisis, zodat er enorm bezuinigd moest worden en iedereen wist dat de tentoonstelling vele malen duurder zou uitpakken. Bovendien waren er mensen die vlakbij het terrein woonden last van hooikoorts en bestond er grote angst voor bijen die, zo was immers algemeen bekend, op de bloemen zouden afkomen en alle bezoekers en omwonenden zouden steken. Met andere woorden, ineens bleken er goede redenen om de bloemententoonstelling niet te houden. Her en der verschenen kleine posters in de stad: ‘bloemen zoemen!’

De potentaat en zijn helper hielden desondanks dapper stand. ‘Wij hebben jullie een bloemententoonstelling beloofd en we zijn nu zo ver, dat er al heel veel kosten zijn gemaakt om hem te houden. De paus heeft de opening in zijn agenda staan en bovendien: zonder bloemen worden de effecten van de economische crisis niet bestreden! Het is juist in deze tijd verstandig om door te gaan! Er is geld om door te gaan! U hebt ons gevraagd het te organiseren, dus nu organiseren we het ook!’

Dit was tegen dovemans oren gezegd. De bezorgde burgers vonden dat ze onheus bejegend werden en riepen: ‘Potentaat en helper, u hebt de verkeerde cultuur!’ En ‘U moet weg!’ Een aantal van hen sloot zich aaneen en richtte het Onmogelijk Verbond op. Het Onmogelijk Verbond bestond uit vijf potentaten die het overal over oneens waren, behalve over de vraag of er een bloemententoonstelling moest komen. Die moest er, zo vonden ze samen, nooit komen. De leden van dit Onmogelijk Verbond slepen de messen en trokken op naar het regeringsgebouw van de potentaat en zijn helper. ‘U moet weg’, riepen ze steeds, ‘U moet weg, de plannen voor de bloemententoonstelling en u moeten weg!’

De potentaat en zijn helper hielden toch nog stand. Zij zagen niet wat zij fout deden. Natuurlijk waren er ontevreden mensen, maar er zijn altijd ontevreden mensen. Ze kenden ook mensen die maar al te graag een bloemententoonstelling wilden en volgens hen was er ondanks de crisis geld genoeg. Sterker. Het zou op den duur terug verdiend worden en zelfs als dat niet gebeurde zou het tenminste het terrein opvrolijken en werkgelegenheid opleveren. Het was, zo vonden ze, een goed plan.

Ondertussen kwamen de leden van het Onmogelijk Verbond steeds dichterbij, ‘kill the flowers!’ riepen ze, ‘u moet weg – u hebt de verkeerde cultuur! U bent regenten!’

Gelukkig hadden de potentaat en zijn helper bondgenoten. Die zagen de leden van het Onmogelijk Verbond komen en wisten dat het Onmogelijk Verbond nooit aan de macht zou mogen komen. Het land zou in chaos gaan verkeren. De potentaat en zijn helper mochten niet gedood worden door dit stelletje raddraaiers. Een aantal van de bondgenoten sprong dan ook tot de tanden gewapend naar voren en vatte post tussen de naderende leden van het Onmogelijk Verbond aan de ene kant en de potentaat en zijn helper. U begrijpt, het werd een spannend strijd. Het zweet parelde op de gezichten, een zenuwtrek trok over de wang, een stem piepte: ‘Aanvallen!’

Maar wat schetst mijn verbazing en misschien ook wel de uwe. De bondgenoten gingen met de rug naar de steeds nader komende woedende verbondsleden staan en plantten een mes midden in de potentaat en een tweede mes midden in diens helper. ‘U moet weg!’ zei Brutus nog, ‘want u hebt de verkeerde cultuur!’

Nou. Dat zat de potentaat en zijn helper natuurlijk niet lekker. Zo’n mes in de borst is tamelijk dodelijk en daarom besloten ze samen toe te geven aan de nieuwe omstandigheden en te sneven.

Dit is niet het einde van het verhaal. Het volk is er immers ook nog. En het Onmogelijk Verbond is ook niet opgeheven. En de bondgenoten kiezen uit hun rangen een nieuwe potentaat en een nieuwe helper. Zo gaan die dingen. Natuurlijk. De bloemententoonstelling gaat niet door, maar het leven wel en hoe moet dat leven nu door als de bondgenoten elkaar niet meer kunnen vertrouwen? Als het volk niet meer weet waar de bondgenoten voor staan? Hoe moet het verder met het Onmogelijk Verbond dat de reden van zijn bestaan heeft verloren of misschien toch niet, want de bondgenoten stellen gewoon een nieuwe regent aan.

Ik sta op de trappen van het regeringsgebouw en aan mijn voeten liggen de bleke lichamen van de gesneefde potentaat en diens zieltogende helper. Ik zie het Onmogelijk Verbond uit elkaar vallen en een gedeelte praat nu met de voormalige bondgenoten van de potentaat en zijn helper. Ik sta hier als uw geschiedschrijver en denk hoe ik dit moet uitleggen aan het volk, dat immers niet lang geleden de potentaat en diens helper op de troon hebben gestemd.

Nu is het volk wel woedend op deze twee voormalige leiders. Hoewel ze destijds hebben ingestemd met de belofte dat er een bloemententoonstelling zou komen, wil nu niemand meer zo’n tentoonstelling. Het staat buiten kijf dat het veel te duur is, slecht voor hooikoortspatiënten en bovendien vergeven van bijen. Maar ik sta hier bovenaan de trap en vraag me af wat ik moet zeggen. Ik wil toch, eigenlijk, zo ben ik nu eenmaal, een beetje respect voor de potentaat en zijn helper.

Daarom zeg ik maar het volgende: ‘Natuurlijk, de potentaat en zijn helper moesten dood, dat hebben hun eerbare bondgenoten gezegd en wie kan de eerbare bondgenoten tegenspreken? Zij zijn immers eerbaar. De potentaat wilden een veel te dure bloemententoonstelling en het mag duidelijk zijn, bloemententoonstellingen zijn overal in de wereld belevenissen van kleuren en geuren, maar het past niet in onze sombere stad, zeggen de leden van het Onmogelijk Verbond en de eerbare bondgenoten. De potentaat en zijn helper hebben op een botte, horkerige manier gestreden voor wat wij vroeger wilden, maar nu niet meer omdat wij samen met de eerbare bondgenoten verstandiger zijn geworden en weten dat het dom was om een bloemententoonstelling te willen. De eerbare bondgenoten kunnen ons dat haarfijn uitleggen en zij hebben gelijk, want zij zijn eerbaar en dat waren de potentaat en zijn helper niet. Het is daarom goed dat de eerbare bondgenoten die zo lang achter de potentaat en zijn helper hebben gestaan, die de potentaat en zijn helper zelfs op de troon hebben geplaatst, het is goed dat de eerbare bondgenoten deze twee hebben gedood. Het kon echt niet langer, dat geregeer en dat hun best doen en dat energie steken in het goed besturen van onze sombere stad. Ze moesten sneven. En onze eerbare bondgenoten hebben ervoor gezorgd dat ze sneefden, voor ze ten offer konden vallen aan de messen van het Onmogelijk Verbond! Daarmee hebben onder eerbare bondgenoten, van wie wij als geen ander weten dat ze eerbaar zijn, hun messen in de borsten van deze potentaat en zijn helper geplaatst. Want zij moesten dood.

Zij hadden aan hun theewater moeten aanvoelen dat hoewel het project een prachtige bloementuin, werk en nieuwe energie in onze donkere stad zou brengen, dat jullie het project niet meer wilden. Ze hadden zelf een einde aan hun jarenlange geploeter moeten maken, aangezien ze hadden moeten aanvoelen, ondanks dat het goed leek te gaan, ondanks dat er harde cijfers waren die aantoonden dat het een goed idee was, die bloemententoonstelling, ondanks dat iedereen weet dat bijen bijna nooit steken en dat het geld er was, ondanks dat ze het beloofd hadden tijdens de verkiezingen, ondanks dat al, hadden ze het project moeten beëindigen. Dat de potentaat en zijn helper dat niet begrepen, en hun eerbare bondgenoten wel, die eerbaar zijn, ook als ze hun bondgenoten vermoorden, maakt duidelijk hoe goed het besluit van de eerbare bondgenoten was om te moorden. Het staat immers buiten kijf, dat onze eerbare bondgenoten eerbaar zijn en dus goed en dus geen fouten maken.’

Dat zei ik dus. Ik kan mijn eerbare bondgenoten natuurlijk niet afvallen.

Toch werden mijn eerbare bondgenoten boos op mij.

En het volk boos op mijn eerbare bondgenoten.

Schrijver: Jan R. Lønsing, 18 oktober 2012


Geplaatst in de categorie: politiek

4.7 met 3 stemmen 141



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)