Zorgen om zorg
Alleen in de winter, tussen de kalen boomtakken door, kan ik ze soms in de verte zien: mijn overburen. Dan zie ik een man van een onpeilbare hoge leeftijd, heel voorzichtig in huis schuifelen. De vrouw, ook heel erg oud, zie ik alleen als ze de krant leest, onder het licht van een tafellamp. Ze hebben het goed samen; ze krijgen zelden bezoek, maar ik heb de indruk dat ze dat helemaal niet nodig hebben.
Ik heb ze ook eens ontmoet, bij toeval, want ze komen zelden op straat. Ik liep langs het huis, toen ze beiden de post uit hun brievenbus haalden.
Hele aardige mensen. De man, die al op weg was naar zijn huisdeur, draaide zich half om en knikte vriendelijk. De vrouw vroeg waar ik woonde, en toen ik vertelde dat ik de overbuurman was, glimlachte ze. Een paar minuten later vroeg ze waar ik woonde en aan het eind van het gesprekje kwam dezelfde vraag nogmaals.
Dat was vorige winter. Nu zal het anders zijn.
Een paar dagen geleden stopte er een ambulancebusje in de straat. Een kwartier later werd de vrouw naar buiten gereden op een brancard. Ik zag het niet zo goed, wilde eigenlijk ook niet kijken. Maar op de een of andere manier deed ik dat toch. De vrouw zag bleek, lag rustig op het bed met gesloten ogen. Ze leefde, maar ik vroeg mij af of ik haar gestalte deze winter ooit nog in het lamplicht zou zien.
Nu probeert de man zich moeizaam voort te bewegen, alleen in zijn huis en ik hoop dat er af en toe iemand komt om hem te verzorgen. Dat is nu juist het punt. Want in deze ellendige tijden, waarin de sociale zorg op alle fronten onder onze voeten verdwijnt en juist de zwaksten het hardste aangepakt worden, hoe moet zo’n man het dan gaan redden? Ik kan daar geen antwoord op vinden.
Geplaatst in de categorie: maatschappij