Stoppen voor oranje
Lang geleden stopte ik voor oranje. Ik had misschien nog door kunnen rijden, maar ik had geen haast en liet het dus op rood springen. Het licht stond op rood en ik stond met één been op de grond en mijn andere been hing over mijn fiets. Een man stopte rechts naast mij. ‘Waar is jouw oranje?’ vroeg hij.
U moet weten dat het Nederlands elftal speelde. Heel veel mensen in Nederland waren opgewonden en ik reed in de richting van het centrum van Groningen waar in heel veel cafés mensen bijeen zouden komen om de wedstrijd van die avond te bekijken. Ik weet niet meer tegen wie ‘we’ speelden. Maar het was op een eindtoernooi en het elftal speelde goed.
Maar ik had niets oranjes aan en gelukkig sprong het licht op groen.
Een natiestaat is een grondgebied met een volk en één recht. Omdat ik in Winterswijk was geboren was ik, net als de man naast mij, Nederlander. Ik kende hem niet. En ik had geen oranje aan. En toch was ik dus Nederlander en werd ik geacht voor het elftal te zijn. En dat ben ik ook, terwijl ik geen enkele reden kan bedenken waarom het belangrijk voor mij is, of belangrijk voor de mijnen is, dat die elf miljonairs een voetbalwedstrijd winnen.
Gelukkig sprong het licht op groen en kon ik verder mijn eenzame verwarrende weg. Want we zouden verliezen die avond. En de volgende dag hoefde niemand meer oranje kleding aan. Met een kater werden de vlaggen binnengehaald.
En in een ander land ging het feest nog even door. Even vreemd.
Geplaatst in de categorie: geweld