Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Kerstmis 1961

Teruglopend door de lange tunnel van mijn herinneringen, over de bemoste kinderhoofdjes, door de mistflarden van het verstilde verleden, zie ik het amberlicht van de tweede helft der twintigste eeuw.
Het jaar des Heren, Anno Domine, is 1961: de nevels trekken langzaam op; de terugspoelende geluidsband echoot door de catacomben van de tijd; schaduwen transformeren en winnen contouren die gestaltes onthullen; vaag herkenbare gezichten doemen op en passeren als vluchtige geesten door de ether.

Scenes uit de kindertijd volgen elkaar op als droombeelden in de halfslaap van een ijlende koorts. Maar mijn reis door het labyrint van mijn geheugen is bewust gekozen. De opdracht voor het starten van de interne zoekmachine langs de taferelen van mijn persoonlijke tapijt van Bayeux, naar de herberg van Kerstmis 1961, is door mij gegeven.

Ik zweef boven het oude stadje Bolsward, met zijn karakteristieke kerken, grachten, straatjes, en beweeg de drone van mijn droom naar het centrum, naar ons huis op het Marktplein: het hart van de stad.
Het jongetje dat ik heet is net negen jaar geworden. Het is kerstavond rond half negen en we staan op het punt om de bekende route naar de Dijlakker te volgen, mijn jongere broertje en ik. Als we, warm ingepakt, de deur uitstappen zien we dat over de gracht naar het stadhuis verlichte bogen zijn gespannen die de sneeuw doen glinsteren. Het is niet koud; de wanten kunnen uit en bengelen aan het koord dat door de mouwen van onze jas loopt. Bij de Ossekop slaan we linksaf en volgen de gracht richting de Koemerk. Het zal een lange avond worden, want na de plechtige avondmis van 9 uur zijn we ook geboekt voor het opluisteren van de Nachtmis om middernacht.

Bij de Franciscuskerk aangekomen, zien we de kerststal met de enorme stenen beelden van Jozef, Maria, het Kindje Jezus, een engel, enkele herders en verspreid opgestelde schaapjes. Dit alles verlicht door een slordig hangend snoer met kale peertjes. Maar we moeten opschieten want het begint al druk te worden en we moeten ons nog omkleden. We worden opgevangen door een lid van het mannenkoor die ons dirigeert naar de extra sacristie, waar we samen met een twintigtal andere jochies de gewaden aantrekken die ons in de juiste stemming zullen brengen voor het engelachtige zingen dat de pure kerstsfeer tevoorschijn moet toveren. We trekken onze toga’s aan met daaroverheen een prachtig gesteven kanten superplie. Vlak voor negenen luidt de koster de bel en treden we plechtstatig, op de geoefende manier, in processie achter de dirigent aan naar onze zitplaatsen bezijden het altaar.

De kerk is tjokvol met volwassenen, en met kinderen die op deze uitzonderlijke avond in de sfeer van de gewijde rituelen van de ouderen worden geïncludeerd. De 3 priesters die samen deze dienst celebreren schrijden eerst op en neer door het middenpad, over de roosters van de verwarming, waarbij de hoofdcelebrant (de pastoor) met een wierookvat zwaait dat lijkt over te borrelen met een bijna vloeibare bittere blauwige walm. Intussen wordt het Gregoriaanse Introïtus gezongen door een deel van het mannenkoor. ‘Introibo ad altare dei’: ik beweeg mij naar het altaar van God. De lippen van de priesters prevelen mee als in een slecht gesynchroniseerde film.
De stralend witte kazuifels van de voorgangers lijken wel licht te geven en trekken alle aandacht van de, merendeels donker geklede bezoekers, naar zich toe. De dichte walm verspreidt zich opzij en omhoog, dringt door tot in de poriën van de aanwezigen en lost op in de hemel van de koepelvormige hoogte.

Als de 3 acteurs teruggekeerd zijn op het platform van het priesterkoor is het onze beurt om op aangeven van de eerste Gregoriaans gezongen zin het Kyrie Eleison in te zetten. Het is een meerstemmige a capella zetting van de aanroep ‘Heer ontferm u over ons’. Een grote lessenaar staat half opzij van ons met daarop een enorm formaat boek waarin de melodie van onze zangpartij op notenbalken staat genoteerd. Ik mag omslaan als het zover is.
De kerk is vol van zang die weerkaatst, zwemt en mengt tussen de muren van de klankkast waarin we zijn verzameld; van pracht en praal; van devotie en ontzag; van een fijnheid en glans die in deze tijd van het jaar uit de hemel lijkt neer te dalen.

Wanneer later in de dienst ook ‘het volk’ mag meezingen met de hen bekende kerstliederen als ‘Gloria in Excelsis Deo’, ‘De herdertjes lagen bij nachte’, en ‘Stille nacht, Heilige nacht’, wordt de atmosfeer gevuld met een deken van haast tastbare emotie, lichaamswarmte en een oerverlangen naar Vrede op Aarde. Er wordt veel gekucht en in vele ogen glinstert het traanvocht.

Als deze plechtige Mis is afgelopen en de kerk leegstroomt, worden wij van het jongenskoor uitgenodigd om ons, met onze jassen als capes over de koorkleding geslagen, in ordelijke formatie naar een zaal te begeven op de hoek van de Koemerk, alwaar ons een feestelijk gedekte tafel wacht.

Rond half twaalf zweven we in formatie terug naar de kerk met een onbeschrijfelijk gevoel van uitverkorenheid en heiligheid dat ons hart doet gloeien als een infrarood lamp.
‘Zo voelt het dus om een engel te zijn’ gaat door me heen terwijl de klokken van de toren driestemmig de tweede menigte gelovigen naar de nachtmis lokken.

Door de lange gang van mijn spiralend doolhof keer ik vliegensvlug terug naar het nu, nog nagloeiend van de hartverwarmende reis, waarin ik me bevind aan de grote tafel met een kop koude Assam thee, twee chocolade digestives, de snel invallende duisternis, de kat knorrend op de stoel tegenover me en de aankondiging van mijn geliefde vrouw dat de erwtensoep nu nog lekkerder zal zijn dan gisteren..

Schrijver: Ton Hettema, 24 december 2017


Geplaatst in de categorie: kerstmis

4.0 met 4 stemmen 137



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Anneke Haasnoot
Datum:
10 januari 2018
Geweldig genoten van deze voor mij zo herkenbare herinneringen uit die tijd.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)