Mens en Universum
Zoals mensen vroeger, toen snelle en efficiënte vervoermiddelen nauwelijks beschikbaar waren, hun hele leven i.h.a. doorbrachten dicht bij hun geboorteplek, en hun opvatting over de werkelijkheid, en de reikwijdte van hun voorstellingsvermogen begrensd waren tot wat zich daar afspeelde, zo is de overweldigende meerderheid van de huidige wereldbevolking in zijn en haar beeld van de werkelijkheid beperkt dankzij, of verwijtbaar aan, de enorme mate van aardse egocentriciteit waarmee al onze denkbeelden doorspekt zijn.
Alsof dit relatief kleine, maar paradijselijk schone en overvloedige planeetje waarop we ons neergedaald vinden, waar we vanaf het prilste moment worden ingevoerd en geprogrammeerd in de geborneerde opvattingen die onze ouders, als meest recente exponenten van de estafette der generaties, hebben geabsorbeerd en geadopteerd als best beschikbare leefmodel en wereldopvatting, het alfa et omega is in de oneindige grootsheid van de miljarden sterrenstelsels (galaxies) in het heelal.
Een handjevol gefascineerde fanatici, geprogrammeerd met dezelfde waanideeën als de rest van ons, want door dezelfde educatieve wasstraat gehersenspoeld, houdt zich bezig met de academische tak van sport die astronomie heet of kosmologie, waarbij het onderzoeksgebied bestaat uit het bestuderen van de naar schatting 2 duizend miljard (2.000.000.000.000) melkwegstelsels in het thans 'bekende' universum, met elk plusminus 50 miljard (duizend-miljoen, dus 50.000.000.000) sterren, die elk omgeven kunnen zijn door een aantal volgelingen zoals de ('onze') 9 solaire planeten (Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, Pluto) en pakweg 180 hen begeleidende manen (alleen Jupiter heeft al 67), waarschijnlijk oprecht op zoek naar de oorsprong van dit alles.
Op zoek, denk ik, uiteindelijk, naar God's eerste merkbare, openbare, daad.
Maar deze exoten, deze buitenbeentjes, deze in de wentelingen van spiraalnevels en cyclotrons, in formules van hogere wiskunde en Babylonische bouwwerken van kosmische theorieën zoekgeraakte zonderlingen, jagen een idee na dat de Engelse astroloog en radiopresentator Fred Hoyle in een weloverwogen moment de ether inslingerde:
de Big Bang theorie;
een idee dat gebaseerd was op de onderzoekingen en berekeningen van de Belgische priester-astronoom Lemaître en de Oekraïense geleerde George Gamov (bekend van zijn populaire Mr. Tompkins boeken).
Ik zeg dit, zoals u ziet, met een dikke laag ironie, vanwege mijn eigen fascinatie en admiratie voor deze, meestal anonieme, dappere pioniers van het onbekende dat zich voorbij de grenzen van de huidige kennis moet bevinden; zij die 'boldly go where no man has gone before'.
En deze overwegingen gaan in me om vanwege het besef dat de hoofden van de arme mensheid hier op deze aardse knikker dagelijks worden volgepropt met de waanzin der dwazen (DWDD), de lokale en egomanische stokerijen en kuiperijen van de internationale Oost-West politieke dreigingen en beschuldigingen, terwijl niemand lijkt te beseffen dat het hele Universum en al het onvoorstelbaar magistrale dat daar plaatsvindt, en alle voor ons magische wezens die daar aan hun ontwikkeling bezig zijn, zich afvraagt (in de schaarse vrije ogenblikken) wanneer het zal zijn dat die rare Aardlingen uit hun achtergebleven dorp dat zij bewonen te voorschijn zullen komen om deel te nemen aan het gigantische kosmische spel dat zich al triljarden aardjaren zonder hen afspeelt.
Een spel dat, een betovering die, als enige realistische optie, zin kan geven aan die obsessieve vraag die hen, ondanks alles, onderbewust dagelijks bezighoudt:
Waarom zijn wij hier?
Geplaatst in de categorie: wereld
De miniscule mens meent zich omgeven
door mega-sterrenstelsels zonder tal,
volmaakt vervlochten in een spinnend al,
die honderden biljoenen jaren leven.
Wij zijn verdwaalde deeltjes die voor even
de tijd verbeiden op een blauwe bal.
Toch spiegelt ons die zware aardeval
de kans om met de schepping mee te weven.
Dan suizen we als zomermiddagregen
en klinken we in klare ochtendlucht
als vleugelruisen van een zwanenvlucht.
Dan zijn we lentewind langs duizend wegen,
de late zonnestralen op het gras,
een door de manenschijn bespeelde plas.
(met dank aan M.E. Frye voor de beelden in het sextet)
Deze keer ben ik niet te veel moeilijke begrippen tegengekomen, maar de lengte van de zinnen met, zover ik het kan beoordelen, een correcte interpunctie . . . - Friedrich Nietzsche, die dezelfde gave had, zou groen van afgunst worden als hij nog leefde. Iedere alinea van jouw dagcolumn bestaat (bewust gekozen?) steevast uit slechts één zin. Alinea nr. drie spant de kroon, hoewel nr. zes eveneens in het oog springt. Haal jij tijdens het schrijven zo af en toe ook nog eens adem?
Uiteraard is dit slechts een wat onbeholpen poging tot een opbouwend kritische noot van mij, iemand die zelf nota bene niet eens een column van de grond krijgt. Ook mij is wel eens verweten te uitvoerig of te omslachtig te formuleren. Neem het dus niet te zwaar op, want het is een persoonlijke indruk; niets meer en niets nets minder.
Graag gelezen Ton. Ook jouw volgende bijdrage zie ik met belangstelling tegemoet.