Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Minerva 3

Afgelopen week kwam de godin Minerva onverwacht bij me op bezoek.
Ik was even wezen fietsen op mijn gereviseerde Jan Janssen en hijgde nog na van een flauwe klim over de hoogste berg van ons glorieuze vaderland.

Goden en godinnen hebben de onvoorspelbare gewoonte op bezoek te komen wanneer je er totaal niet op voorbereid bent.
Heel gênant, maar wel weer wijs.
Zo treffen ze hun aardse subjecten immers voordat die zich hebben vermand of vervrouwd; onopgesmukt, ontwapend, onverhoeds, kwetsbaar.

Ze was al in de kamer toen ik bezweet en verhit het huis instrompelde en amechtig de koelkast aanklampte om een verfrissend flesje goudkleurige hopdrank aan mijn kurkdroge lippen te persen.

Ze zat in mijn favoriete rood met witte schommelstoel wat heen en weer te wippen. Ik daarentegen stond op mijn spierwitte spillebenen met mijn verstijfde tuinkabouter naar haar schamel geklede schoonheid te staren als betrof het een fata morgasma of zoiets.

Zij opende onze conversatie met het geleende citaat: is dat een minifietspompje in je broekzak, of ben je gewoon heel blij me te zien? In haar wijsheid wist ze natuurlijk allang dat ik daar niet van terug zou hebben. Hetgeen haar voorspellende mentale gaven eens te meer bevestigde.

Ik besefte dat deze godin dwars door me heen kon kijken en besloot noodgedwongen open kaart met haar te spelen. Met een inderhaast omgeslagen badlaken (met gouden kronen) zette ik mij op onze rood wit blauwe Nederlandse Bank terneer.
Mijn vrouw en ik winden geen doekjes om onze patriottische inborsten; wij draperen ons interieur ruimhartig met de traditionele kleuren van vaderland en vorstenhuis.

Minerva leek zich hieraan allerminst te storen.
Ook haar nachtvogel genaamd Hedwig leek niet van haar stuk gebracht door de vrij indringende tinten van de langere golflengtes (en navenant langzamer frequenties) van het zichtbare spectrum.

Zij (de ongenaakbare Griekse godin) vervolgde haar monoloog stoïcijns, onverbiddelijk en een tikkeltje hautain (naar mijn ongetwijfeld door lichte irritatie beïnvloede mening) als volgt:

"Het is mij ter ore gekomen dat u zich recentelijk onledig hebt gehouden met een tweetal publicaties die mij en mijn missie in een onfortuynlijk schemerlicht hebben geplaatst.
Wetende dat u een halsstarrig en tegendraads sujet bent, heb ik mij genoodzaakt gezien om mijzelve, tezamen met mijn kanariepiet -die in uw fantasiewereld abusievelijk de eigenschap van mijn nicht Sofia wordt toegedicht-, in mijn meest mondaine gestalte te materialiseren teneinde uw dwaalwegen te corrigeren.

U kunt mijn komst gevoegelijk interpreteren als een dwangbevel om uw overdwarse schrijfmanieren en dubieuze berichtgevingen per onmiddellijke ingang te staken."

Ik: '--------'

"Ik eis van u dat u in het slotdeel van uw drieluik de ware betekenis van mijn heilige presentie op ondubbelzinnige wijze etaleert met eervolle vermelding van alle Kwaliteiten waarmee zowel mijn etherische verschijning als mijn gouden tunica zijn geïmpregneerd.

Te weten: Wijsheid, Geneeskracht, Communicatie, Kunstzinnigheid, Poëzie, Rechtvaardigheid en ... speciaal voor u: Waarachtigheid."

Ik opende mijn perkamenten lippen (omdat het mij ongepast leek tijdens haar betoog ze met de inhoud van het bruine flesje te bevochtigen) met de intentie onze conversatie wederkerig te maken, maar op dat moment klonk er een ploppend geluid, trok er een lichte rimpeling door de oranje overgordijnen, ging er een koele rilling langs mijn slapen, en leken de dimensies van onze salon tot normale proporties terug te veren: de betovering was verbroken..

Schrijver: Ton Hettema, 14 april 2019


Geplaatst in de categorie: toneel

3.8 met 5 stemmen 287



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Ton Hettema
Datum:
14 april 2019
Ovidius
Naam:
Nemo
Datum:
14 april 2019
Wee gij, Antonius, ondanks alle egards waarmee gij mijn aardse tegenwoordigheid hebt omschreven - slechts voor uw ogen bedoeld, geen sterveling buiten u kon mij gewaar worden - zijt gij op een punt in gebreke gebleven.
Was het niet de onsterfelijke Homeros, de godgelijke zoon der Muzen, die als eerste der poëten mijn bijzondere zintuigen had onderkend? Hij was het die mij in tientallen hexametrische verzen mij "de uilogige" noemde. Zo kon Achilles mij in mijn sluier herkennen, mokkend in zijn tent in het scheepskamp voor Troje.
En in mijn etherische verschijning kon de sluwe Odysseus mij herkennen aan dezelfde kwaliteiten. Aldus geschiedde het eveneens in uw nabijheid, na voltooiing van uw mini-odyssee.
De uil die dezer dagen circuleert in allerlei media was het zinnebeeld van mijn wijsheid. Beeldhouwers completeerden mijn sculptuur met de vogel die schitterde vanuit mijn brein. Overrompelend inderdaad, dwingend en verzoenend.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)