Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Afgelopen

Op een dag was de oorlog afgelopen. Het zat er al aan te komen, maar tot die dag was de soldaat, die nu geen soldaat meer was, elke ochtend opgestaan, had zich gewassen, gekleed in het grijze uniform en was na het tandenpoetsen naar zijn kameraden gegaan om ze af te lossen. Daarna had hij rustig in een stoeltje zitten wachten tot de dag om was en zijn kameraden hem kwamen aflossen, waarbij hij af en toe met een verrekijker de horizon af tuurde op zoek naar schepen die iets anders deden dan voorbij varen.

Op vrije avonden was hij soms in het Deense dorp achter de duinen te vinden, waar hij met de lokale bevolking een kaartje legde en bier dronk. Hij had het best goed. De brieven van het thuisfront waren steeds zorgelijker. Zijn zus was uit haar huis gebombardeerd en de kleine Lena, kindje van haar zus en dus zijn nichtje was daarbij omgekomen. Zijn ouders klaagden niet, maar het was duidelijk dat ze steeds minder te eten hadden. Dat kon je vooral zien aan waar zijn ouders blij mee waren. ‘Deze week hebben we maandag een karbonade gehad, het was een feest!’ En zijn jongere broer kwam wel steeds dichter bij huis, maar ze hoorden vaak zo lang niets van hem, dat ze zich steeds weer afvroegen of hij nog leefde.

Maar hij zat dus de Deens kust te verdedigen. Er was wel bezuinigd op zijn groep. De ervaren soldaten waren vervangen door jonge jongens die nog nauwelijks een geweer konden tillen, maar die wel zouden moeten schieten als er toch een schip hun kant op kwam. Maar de schepen voeren door – naar Noorwegen en Zweden.

Dus eigenlijk ging het hem goed. Hij leerde Deens en verder wachtte hij. Met zijn jongens dacht hij na over wat ze na de overwinning zouden doen – of ze hier zouden blijven dan wel terug zouden gaan. De jongens waren te jong om te spreken over een nederlaag, maar hij zelf probeerde in alle macht zijn contingent soldaten zo groot mogelijk te houden. Dat had te maken met medemenselijkheid. Hij dacht dat de grootste kans voor deze jongens om de oorlog te overleven het verdedigen van deze onzinnige bunker aan de noordelijke kust van Denemarken was. En het had te maken met eigenbelang. Als officier moest je natuurlijk soldaten hebben, want als ze te veel van je jongens weghaalden was er niemand om bevel over te voeren en dan zouden ze hem ook al gauw naar Duitsland halen om vergeefs te vechten voor de illusie eindoverwinning.

Daarom had hij al bijna een jaar geen enkel verzoek ingediend voor meer wapens, voedsel, kleding of wat ze ook maar nodig hadden – aan alles was eigenlijk gebrek. Maar liever gebrek dan pennenlikkers ergens in Hirtshals of Kopenhagen eraan herinneren dat hij hier nog met dertig jongens zat waarvan iemand zou kunnen denken dat die beter een beekje in de Heimat konden verdedigen dan een vergeten bunker aan de noordelijke Deense kust.

En nu was de oorlog afgelopen. Dat betekende natuurlijk dat de pennenlikkers geen bevelen meer zouden sturen, maar het betekende ook dat de vriendelijke Deens burgers wel eens minder vriendelijk zouden kunnen worden. Moest hij zijn wapens inleveren aan de eerste de beste boef die met een kapot pistool en rood armbandje van een modstandkæmper hem kwam bevelen om zich over te geven? Die stond nu voor hem. Zijn jongens keken allemaal naar hem op. Ze konden de Deen makkelijk aan, maar de oorlog was afgelopen.

Schrijver: Jan R. Lønsing, 14 november 2019


Geplaatst in de categorie: moraal

4.0 met 3 stemmen 337



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)