Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Het bloed door mijn aderen

'We hebben een nieuwe klant!'

Onze manager gooit een verkreukeld A4'tje op ons bureau. Hij heeft er wat in gestreept en gekrast. We lezen namen en telefoonnummers in doktershandschrift. De inkt is nog nat.

'Uit Parijs. Kunstmatige bloedvaten. We gaan mensenlevens redden'.

De lange, de Italiaan en ik zien vraagtekens op elkaars voorhoofden. Naast de monitoren, machineonderdelen, componenten voor printers en telecomapparatuur die wij over Europa verschepen, klinkt dit als broccoli in een kapperszaak.

'Jullie zullen gebeld worden door chirurgen in ziekenhuizen. Patiënten zijn vaak verkeersslachtoffers. Tien verschillende artikelnummers. De chirurg geeft de juiste bestelling aan jullie door. We beginnen met Engeland en daarna rollen we Duitsland uit. Jullie regelen de transporten zoals jullie gewend zijn.'

'En, let op, deze professoren zijn vaak verstrooid.'

'Aanstaande maandag gaan we testen met dummy's van piepschuim vanuit ons magazijn in Londen naar twee verschillende ziekenhuizen. Met motoren, die kunnen langs files. Twee weken later gaan we live.'

De lange gaat het internet op. Hij is degene die alles grondig onderzoekt. Rustig begint hij zich in te lezen over het Franse bedrijf. De Italiaan springt op van zijn stoel en begint te lopen, met drukke armgebaren beent hij door het kantoor en schreeuwt hij in zijn headset. Het papier in zijn hand. En ik? Ik ben nog bij 'mensenlevens'.

'Waarom leggen ze de voorraden niet gewoon in alle ziekenhuizen?' vraag ik met verbazing in mijn stem.

De manager loopt terug naar zijn bureau omdat de telefoon gaat.

'Simpelweg te duur. De bloedvaten kosten tien tot vijftienduizend euro per stuk.'

'Mensenlevens, ik doe het niet,' zeg ik met de grootste overtuiging die ik ooit heb gevoeld.

Mijn manager pakt de telefoon op en geeft me een knipoog. Ik weet dat hij er niet op terug zal komen. Hij weet dat zijn boodschap nog bij me in moet dalen. En dat wij, de drie musketiers, zoals we onszelf gedoopt hebben, werkelijk alles zullen regelen. Hij verstaat zijn vak. Wij het onze.

Wanneer hij de telefoon weer neerlegt, zegt hij nuchter:
'Afgesproken is dat wij nooit terugkoppeling krijgen of een patiënt het heeft gehaald of niet.'

Mijn hart klopt in mijn keel.

In de dagen die volgen, gaan de testzendingen vlekkeloos. Maar liefst zeven keer wordt het piepschuim binnen de geëiste twee uur geleverd. Londen gaat live.

We herhalen het kunstje met ons magazijn in Nürnberg. Ook hier geen vuiltje aan de lucht. Nürnberg doet mee.

Het is de vrijdag voor Kerst, we zijn inmiddels zes weken operationeel, we hebben nog geen witte jas aan de telefoon gehad. We grappen regelmatig over de gesjeesde chirurgen. Zouden ze alleen gaan snijden als ze honderd procent overtuigd zijn iemand te kunnen redden? Werken zij net als wij met targets? We hebben domweg geen flauw benul van deze onbekende wereld.

Ik kijk naar de kunstkerstboom die versierd is met kantoorartikelen. In de boom prijken een perforator, ontnieters, vrachtbrieven, markeerstiften en felle leveren-voor-twaalf-uur-stickers. Ik droom weg, het zijn de naderende feestdagen.

Achter me hoor ik ineens mijn naam. Van schrik stoot ik de koffie over mijn toetsenbord. Ik draai me om. Onze manager wijst me aan:

'Jij hebt de komende week waakdienst.'

Mijn vreugde verdwijnt als de koffie in mijn toetsenbord. Ik wist dat het eraan zat te komen. We hebben onze klanten juist omdat we vierentwintig uur per dag voor ze klaar staan. Ik heb het vele weken kunnen rekken, maar eerlijk is eerlijk, gelijke monniken, gelijke kappen. Eén voor allen, allen voor één. Ik pak mijn verantwoordelijkheid.

Met de laptop om mijn nek en de telefoon in mijn jaszak fiets ik naar huis. Langzamer dan ooit. Mijn hartslag nog hoger dan in de squashpartij van afgelopen dinsdag. Bij ieder geluidje dat ik denk te horen, stap ik af en kijk ik gestrest op mijn mobiel. De snelle geboorte van een neuroot.

Die nacht zit ik rechtop in bed. Maar liefst zes verschillende klanten die zouden kunnen bellen. Met een schuin oog kijk ik naar de zwarte telefoon die zwijgt als het graf. De lange met weken zonder een enkel telefoontje en de Italiaan die soms wel een hele nacht moest opzitten. En er de volgende ochtend gewoon weer was. Fris en fruitig.

Ik draai en ik draai. Druk me twee keer twintig keer op om moe te worden. Houd mijn polsen onder de koude kraan zoals mijn vader me leerde. Pak twee keer een zwaar bier uit de koelkast. Kijk het plafond naar beneden. Niets helpt.

Een oorverdovend getetter boort in mijn hart. Ik veer op van mijn matras alsof ik zojuist twee strijkijzers op mijn borst heb gehad van twee ambulancebroeders. Een fel schijnsel verlicht mijn kamer. De telefoon beweegt. Schaaft haast krullen van mijn houten nachtkastje. Nuchter constateer ik dat ik wonder boven wonder toch de slaap moet hebben gevat. Mijn wekkerradio schreeuwt dat het vier uur elf is. De landcode op het venster van de mobiel zegt: 'België'. Dat kan geen chirurg zijn. We zijn nog niet gestart in het land van Manneke Pis.

'Met Vercauteren van het Onze Lieve Vrouwe Ziekenhuis in Genk.'

Ik voel me als een kind dat niet durft over te steken omdat hij van alle kanten van de sokken wordt gereden. Toch spreek ik met een stem als een verlaten bospaadje.

'Zegt u het maar.'

Ik slinger de laptop aan die al vanaf dat ik thuis ben op mijn kamertafel in de startblokken staat.
Ik bal mijn linkervuist alsof ik hem hiermee kan aansporen sneller te werken. Mensenlevens, roep ik in mezelf.

Ik klik de Franse klant aan in de hoop dat ik iets gemist heb op het werk. Dat we ergens in België
wat voorraad hebben liggen. Mijn hand trilt op de muis. Precies wat ik dacht. Gewoon maar eerlijk zijn nu:
'We hebben slechts voorraad in Nürnberg. In zes à acht uur kan ik het bij u hebben.'

Zo, dat is eruit.

'Ah, da's goed. De patiënt is reeds onder narcose, dus dat past precies.'

Onder narcose? Mijn muis gaat alle kanten op. Ik spreek mezelf toe. Hij weet wat hij doet. Het is een wereld die ik niet ken. Niet oordelen.

'Ik weet niet zo goed wat ik nodig heb. Wat heb je allemaal?'

Ik articuleer krachtig de tien artikelnummers alsof de man in België mijn lippen moet kunnen lezen.
De man die iemand onder zeil heeft gebracht en niet weet wat hij nu gaat doen.

'Het eerste getal zijn de breedtes, het tweede getal zijn de lengtes.'

Ik zucht van verlichting. Hij kent in ieder geval de winkel.

'Doe van de langste maar de drie breedtematen'.

Wat een vak. Hij zal in ieder geval niet tekort komen. Tot twee keer toe herhaal ik luid de drie gekozen nummers.

'Saluukes, hè.'

Met dezelfde adrenaline bel ik de verantwoordelijke van het magazijn en de koeriersdienst aldaar.
Alles is oké.

Ik staar naar mijn plafond. Ga voor de zoveelste keer mijn gangen na. Ben ik niets vergeten? Het bloed knalt door mijn aderen. Kabels op mijn huid. Het is zaterdag, gelukkig mag ik uitslapen.


Zie ook: http://www.reneturk.nl

Schrijver: René Turk, 2 mei 2017


Geplaatst in de categorie: werk

3.6 met 5 stemmen aantal keer bekeken 509

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)