Inloggen
voeg je dagcolumn toe

Dagcolumn

Ben ik wel stoïcijns genoeg?

Vorige week is mijn nieuwe dichtbundel Seinpost verschenen. Een blijde gebeurtenis die om een houten ooievaar vraagt, in de voortuin. Gelukkig loopt er door het polderlandschap achter mijn huis een echte eiber; ik voel mij een bevoorrecht mens.

Zeker nu de doos met presentexemplaren van mijn uitgever is binnengekomen. Zie het liggen, het kind. Omslag, binnenwerk, flaptekst: ik ben zo trots als een aap die net vader is geworden.

Maar die zich ook afvraagt wat de toekomst voor het schepsel gaat brengen. Gezondheid? Ziekte? Vriendschap, liefde, voorspoed? Onzichtbaarheid in de marge? De Slegte? Je moet er niet aan denken.

Echter, het kind kan niet eeuwig in zijn wieg blijven liggen. Er komt een moment waarop de recensie-exemplaren de deur uitgaan. Dan kunnen er twee dingen gebeuren: de journalistiek schuift het werk terzijde als te weinig interessant, óf men stroopt de mouwen op om de bundel eens stevig langs de meetlat te leggen. Ook dat kan twee kanten op: de positieve (‘wat een leuke bundel’, ‘een belofte voor de toekomst’) of de negatieve (‘een faliekante misser’, ‘de dichter ontbeert elk talent’). Een derde mogelijkheid is dat je boekje überhaupt geen aandacht krijgt via de traditionele weg en je zelf op Facebook aan de slag moet. Met je fotogenieke gezicht en de juiste kledingadviezen van je liefhebbende partner slijt je namens je uitgever hopelijk nog een paar boekjes.

Mocht je bundel de jackpot niet winnen, dan zul je zeker teleurgesteld zijn. Teleurstelling is echter (goed) te verdragen, omdat je net als in het casino het lot niet kunt beïnvloeden en je eigen verdiensten dus niet in het geding zijn. Maar fakkelt een recensent je werk af met argumenten die rechtstreeks met jouw dichterschap hebben te maken, dan voel je je onrechtvaardig behandeld en gaan de sluizen van de verontwaardiging open. Na de recensent in kwestie alle vreselijke ziektes te hebben toebedacht die je maar kunt bedenken en hem – een nog slechter idee – reaguurderig te hebben toegesproken via de digitale kanalen, breekt, zoals in elk rouwproces, het moment van verdriet aan en daarmee van bezinning.

Dat moment vind ik het interessantste onderdeel van het schrijverschap. Want – om de fictieve casus nog even door te trekken – blijkbaar gaapt er een kloof tussen je zelf- en beroepsbeeld en het beeld dat de kunstcriticus van jou en je werk heeft. De vraag is nu hoe je je daartoe verhoudt. Ga je onder de criticus staan, verhef je je boven hem of haar of posteer je je naast hem met een goed glas wijn in je hand? De Roos van Leary* kan soms behulpzaam zijn.
Ga je onder hem staan, dan aanvaard je zijn autoriteit én zijn oordeel – ‘kutbundel’ – en besluit je om maar met het poëtisch ambacht te stoppen teneinde de wereld en jezelf tegen verdere brokkenmakerij te beschermen. Stel je je boven hem op, dan is hij uiteraard een uit de klei getrokken randdebiel die niets van de dichtkunst snapt en echte poëten afbrandt om zijn gebrek aan talent te verbloemen. Ga je naast hem staan, met die nobele chardonnay in je hand, dan ben je niet gedeprimeerd of op je tenen getrapt, maar nieuwsgierig. Om te beginnen twijfel je niet aan de kwaliteit van je werk en je dichterstalent. Maar je zet ook geen vraagtekens bij de eerlijkheid van de recensent en diens oordeel. Als hij niet door jaloezie of geldingsdrang wordt gedreven, moet er wel een kern van waarheid in zijn oordeel zitten. Daarom wil je per se weten in welk opzicht hij er anders over denkt dan jij en vooral waarom.

Hoe dat uitpakt, is niet te voorspellen. Mogelijk ligt jouw poëtica, jouw stijl van dichten, de criticus niet. In dat geval heeft hij de verkeerde bundel gekozen om te bespreken. Het kan ook zijn dat hij veel van poëzie weet en jou een aantal waardevolle dingen wil meegeven die je verderop in je dichterscarrière van pas zullen komen. In dat geval moet je blij zijn met de kritiek én met het feit dat de recensent de moeite heeft genomen je boek te bespreken. Blijkbaar zag hij er genoeg in om het aandacht te geven. Hij had tenslotte ook de stapel ‘oninteressante boeken’ met een centimeter kunnen verhogen.

Is ‘zelfvertrouwen’ datgene wat je als dichter in huis moet hebben om niet van je sokken te gaan bij negatieve kritiek? Gewoon weten wat je in huis hebt? Het lijkt me wel. Zoals de redacteur van een literair tijdschrift ooit tegen me zei: “Verwonder je en relativeer.”

Een wijze les in stoïcisme. Een levenskunst die ik iedereen toewens. Vooral mezelf.


---
*Een communicatiemodel in de vorm van een windroos, uitgaande van dominantie en relatievorm.


Zie ook: https://www.rogierdejong.nl/

Schrijver: Rogier de Jong, 1 februari 2021


Geplaatst in de categorie: actualiteit

4.0 met 5 stemmen 140



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Rogier de Jong
Datum:
2 februari 2021
Geen verwachtingen hebben en je ego observeren - een wijze raad.
Naam:
Ralameimaar
Datum:
1 februari 2021
gefeliciteerd met je uitgave en zonder verwachtingen zijn lijkt me en of je ego observeren...maar dat doe je al gezien je column

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)