Fryslân
Mijn lief en ik doen een potje Scrabble in de trein. Tijd genoeg, voorlopig zitten we er nog wel even in. Ik maak stroperige woorden, zij legt het ene blije woord na het andere. We hebben duidelijk een andere week achter de rug.
De conducteur komt enthousiast voorbij.
'Een spelletje, wat leuk, dat zie je niet meer'.
Om ons heen het gebruikelijke beeld: telefoons, oortjes en koptelefoons. De jeugd oogt vermoeid.
'Het begon zeven jaar geleden, die simpele Nokia. Laatst hadden we d'r één die ging hyperventileren. Ze was haar telefoon vergeten'.
'Da's niet goed. Het is geen mooie ontwikkeling'.
Ik leg 'wenende'. Zij legt 'dans'.
De uren vliegen voorbij. Door Scrabble ligt Wâlterswâld ineens dicht bij Arnhem.
We maken ons op voor de start van de Kennedymars. Zij veertig, ik tachtig. Het is fijn weer onder lopers te zijn. Ik adem diep de nacht in. Al snel loop ik hele stukken met een Boeddha-smile.
Voorbij Dokkum slaat twijfel toe, lopers voor ons kijken zoekend om zich heen. De laatste pijl is even geleden. De wandelaar achter ons maakt zich zorgen of hij op tijd zijn hond uit kan laten. Met zijn telefoon bel ik de organisatie.
'Jullie zitten helemaal verkeerd. Ik heb de auto in Dokkum. Ik kom eraan'.
We wachten lang. Het is kouder dan ik dacht. We kijken naar een maan zoals kinderen haar tekenen, alleen het neusje ontbreekt. In de verte komt een auto.
We raken verstrikt in een wirwar van zinnen van de chauffeur: 'smalle brug, grote brug, paadje, niet gepijld, smalle brug, grote brug, naar beneden, pijl.' Ik meng me in het gesprek.
'U kunt ons toch gewoon daar naartoe rijden en het daar uitleggen?'
'Nee, er kan er maar eentje mee, we moeten met de auto hele andere dingen doen'.
'Er zou toch ook een rust zijn in Dokkum?'
'Nee', klinkt het nors.
Verbaasd beginnen mijn lief en ik terug te lopen. Bij de genoemde bruggen lopen we in een fuik van meer gestrande wandelaars. We zien al gauw onze eerste pijl. Even later de rust.
Net achter Dokkum.
Mijn vriendin besluit nog tien kilometer met me door te lopen. Het samen ochtend zien worden was immers het hoofddoel. De aarde lift de zon langzaam als een overrijpe sinaasappel op. Uitgestrooide schapen op kilometers grasland. De dauw. Boerderijen. Glimmend water. Het wordt dag in een heel mooi stukje Friesland.
Een zon die steeds feller gaat schijnen. Lange open stukken. Een rustpunt met alleen broodjes en bananen. De vrijwilligers bij het bankje praten alsof ze vertraagd afgespeeld worden.
'Dat zeiden al meer lopers. Misschien moeten we toch eens bellen dat er water moet komen'.
Mijn lief die steeds maar door blijft lopen, tot we uiteindelijk samen over de finish gaan.
In de trein komen de Friese karakters nog even voorbij.
Zij legt 'raas'. Ik leg 'kallen'.
Geplaatst in de categorie: individu