Een Tsjech in Groningen
Naast het gemeentehuis van Groningen staat een buste van Carl von Rabenhaubt, een Tsjech. Of, wat we nu Tsjech zouden noemen, want in zijn tijd kwam hij uit Bohemen. Hij hoorde bij een groep protestanten die de nederlaag leden tegen de katholieken. Bohemen en later Tsjechië zouden na de dertigjarige oorlog katholiek worden. De broer van Rabenhaubt ook, zodat hij eigenaar kon blijven van de familiebezittingen, maar Carl von Rabenhaubt was meer overtuigd in zijn geloof en heeft onder andere voor de opstandelingen in de tachtigjarige oorlog gevochten.
In 1672 werd hij de held van Groningen. Dat jaar vielen vier mogendheden Nederland aan: Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Münster en Keulen. Aanvankelijk werden de Nederlanders overlopen. Deventer, Arnhem, Nijmegen, Zwolle, Utrecht en Coevorden werden de een na de ander veroverd. De meeste steden zonder noemenswaardig verzet, want Nederland was totaal niet voorbereid op een oorlog. Nederland was het rijkste land ter wereld, Frankrijk had het grootste leger van Europa, Engeland de grootste vloot ter wereld en de bisschip van Münster het modernste leger ter wereld. Om Cruijff te parafraseren: ‘ik heb nooit een zak geld een oorlog zien winnen’. Nederland had op papier geen enkele kans.
Maar Nederland had water. Holland kon zich verschuilen achter de waterlinie en vervolgens met de zak geld een leger kopen. Maar in 1672 waren er op land verder geen Nederlandse successen te melden, op één na. En dat was de succesvolle verdediging van Groningen door Carl von Rabenhaubt. Hij was net op tijd klaar met de verbetering van de verdediging, toen de bisschoppen voor de stad verschenen. Ook in Groningen was er een waterlinie die voorkwam dat de stad werd omsingeld. Daardoor kon munitie de stad ingevaren worden en gevangenen de stad uit.
Tijdens dit beleg werd de helft van de stad, dus tussen wat nu het station is en de Grote Markt en Vismarkt, plat gebombardeerd. De inwoners van het zuiden van de stad verhuisden noodgedwongen naar het noorden en werden daar samen met vluchtelingen uit Drenthe en Overijssel en delen van Groningen ingekwartierd. De stad was dus overbevolkt. Maar de inwoners vochten onder leiding van Von Rabenhaubt en slaagden er uiteindelijk in de legers van de bisschoppen te demoraliseren. De bisschoppen hadden namelijk geen grote zak met geld (ze hadden wat gekregen van Louis XIV, koning van Frankrijk, maar moesten toch iets veroveren om de soldaten te kunnen blijven betalen).
Op 28 augustus trokken de belegeraars weg. Die dag is tot op de dag van vandaag een feestdag in de stad – als 350 jaar lang. Maar ik vrees dat weinigen zich nog het belang van deze overwinning herinneren. Naast de overwinningen op zee van Michiel de Ruyter, was deze overwinning van grote betekenis. Als de stad Groningen was gevallen, was waarschijnlijk het hele noorden in de handen van de bisschoppen terecht gekomen en is het maar de vraag of Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland ooit nog terug bij Nederland waren gekomen.
Of dat erg was geweest? Ik weet het niet. Mijn opa had dan waarschijnlijk niet Nederland tegen de Duitsers moeten verdedigen, maar was waarschijnlijk naar het front in Frankrijk gestuurd om Duitsland te verdedigen. Dat soort dingen was dan natuurlijk anders geweest.
Maar wat mij vooral verbaasd is dat iedereen in Nederland Michiel de Ruyter kent, maar niemand Carl von Rabenhaubt. Ook niet in Groningen. Een kleine buste naast het gemeentehuis is alles wat we van hem hebben. Geen groot beeld in het midden op de Grote Markt. Dat kan ook niet. Daar moet de kermis zijn die op 28 augustus geld moet verdienen.
Geplaatst in de categorie: oorlog